Geschiedenis
Lees onderstaande vier zinnen over de gilden.
A Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep.
B Gezellen konden na hun meesterproef meester worden
C Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht.
D Niet alle ambachten hadden een eigen gilde.
Welke is of welke zijn juist?
A Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep.
B Gezellen konden na hun meesterproef meester worden
C Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht.
D Niet alle ambachten hadden een eigen gilde.
Welke is of welke zijn juist?
A
A en B
B
Alleen A
C
B en C
D
A en D
1 / 20
Onderdelen in deze les
Lees onderstaande vier zinnen over de gilden.
A Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep.
B Gezellen konden na hun meesterproef meester worden
C Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht.
D Niet alle ambachten hadden een eigen gilde.
Welke is of welke zijn juist?
A Alle mensen in een gilde hadden hetzelfde beroep.
B Gezellen konden na hun meesterproef meester worden
C Lidmaatschap van een gilde was niet verplicht.
D Niet alle ambachten hadden een eigen gilde.
Welke is of welke zijn juist?
A
A en B
B
Alleen A
C
B en C
D
A en D
Slide 1 - Quizvraag
Wat is verstedelijking?
A
Het ontstaan en de groei van steden
B
Als een land steeds meer vanuit 1 plek bestuurd wordt
C
Privilege van een stad
D
Belasting heffen voor het gebruik van wegen
Slide 2 - Quizvraag
Wat zijn stadsrechten?
A
Steden mochten zelf rechtspreken, daarom dat het stadsrechten heten.
B
Steden mogen zichzelf gaan besturen, rechtspreken, een eigen munt slaan en een kasteel bouwen.
C
Steden mochten zichzelf besturen, maar moesten elk jaar nog wel de heer betalen hiervoor.
D
Steden mochten zichzelf gaan besturen, rechtspreken, een eigen munt slaan en stadsmuren bouwen.
Slide 3 - Quizvraag
Wat was de taak van de vroedschap?
A
De stad beschermen met pijl en boog
B
De stadsbestuurders adviseren en controleren
C
Handel drijven met andere steden
D
Misdadigers vastbinden aan de schandpaal
Slide 4 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van stadsrechten, en wat moesten steden doen in ruil voor stadsrechten?
Stadsrecht
In ruil voor stadsrecht
Een stadsmuur bouwen
Soldaten leveren in oorlog
Zelf wetten maken
Zelf markten organiseren
Belasting betalen
Slide 5 - Sleepvraag
Wat is de investituurstrijd?
A
de strijd tussen de horige boer en de heer
B
de strijd om de meeste macht tussen leenmannen
C
de strijd tussen de vorst en de kerk over bisschoppen
D
dit is niet het goede antwoord
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn de kenmerken van een gothische kerk?
Slide 7 - Open vraag
Was verstedelijking een direct of indirect gevolg van het landbouwoverschot?
A
direct
B
indirect
Slide 8 - Quizvraag
Wat waren vormen van inquisitie? (volgens de PowerPoint)
A
marteling, brandstapel, verplicht op bedevaart
B
marteling, brandstapel en onthoofding
C
brandstapel, doodstraf en extra belasting
D
marteling
Slide 9 - Quizvraag
Hoe noem je de protesten tegen joden?
Slide 10 - Open vraag
Wat was het gevolg van de investituurstrijd?
A
de keizer/koning kreeg meer macht
B
de kerk werd machtiger
C
de burgers kregen meer macht
D
de kerk en de adel werd machtiger
Slide 11 - Quizvraag
Aan het eind van de investituurstrijd, mocht......de bisschoppen benoemen
Slide 12 - Open vraag
Wat was het voordeel van stadsrechten voor de mensen?
A
ze werden rijk
B
ze konden zichzelf verdedigen
C
meer zelfstandigheid
D
meer banen
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een schout
Slide 14 - Open vraag
wat zijn Hanzesteden
Slide 15 - Open vraag
Hoe ontstond de geld economie?
Slide 16 - Open vraag
Hoe ontstonden steden?
A
doordat mensen gingen handelen
B
er was meer handel en daarom gingen ambachtslieden bij markten wonen en die groeiden uit tot steden
C
door de verstedelijking
Slide 17 - Quizvraag
leg het drieslagstelsel uit
Slide 18 - Open vraag
Wat is geen voordeel van wonen in een stad.
A
veiligheid
B
stadsrechten
C
verschillende beroepen
D
bevolkingsgroei
Slide 19 - Quizvraag
Wat was inquisitie en waarom was het er?
