Oefentoets H4 en H5

Oefentoets 
Hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets 
Hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken
  • Je logt in met je eigen naam. 
  • Je blijft rustig bij het beantwoorden van de vraag. 
  • Als ik iets wil uitleggen of de vraag wil stellen ben je stil. 
  • Ik waarschuw de klas maximaal 3x. Daarna stop ik met de oefentoets en ga je in stilte samenvatten.

Slide 2 - Tekstslide

De oefentoets begint

Slide 3 - Tekstslide

Bij welk tijdvak hoort de Oudheid?
A
Tijdvak 1
B
Tijdvak 2
C
Tijdvak 3
D
Tijdvak 4

Slide 4 - Quizvraag

Hoe heet tijdvak 2?
A
Tijd van Jagers en Boeren
B
Tijd van Grieken en Germanen
C
Tijd van Grieken en Romeinen
D
Tijd van Romulus en Remus

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een kolonie?
A
Gebied dat het bezit is van, en bestuurd wordt door, een ander land.
B
Land dat geen koning of keizer heeft.
C
Griekse stad met het omliggende platteland (stad en ommeland) die zichzelf bestuurt
D
Bestuursvorm waarbij een tiran de baas is.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een aristocratie?
A
Bestuursvorm met een alleenheerser, waarbij een koning de baas is
B
Bestuursvorm waarbij een tiran de baas is.
C
Bestuursvorm waarbij weinig/enkele mensen de baas zijn, vaak rijke mensen (edelen).
D
Bestuursvorm waarbij het volk de eigen bestuurders kiest.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een monarchie?
A
Bestuursvorm met een alleenheerser, waarbij een koning de baas is
B
Bestuursvorm waarbij een tiran de baas is.
C
Bestuursvorm waarbij weinig/enkele mensen de baas zijn, vaak rijke mensen (edelen).
D
Bestuursvorm waarbij het volk de eigen bestuurders kiest.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een tirannie?
A
Bestuursvorm met een alleenheerser, waarbij een koning de baas is
B
Bestuursvorm waarbij een tiran de baas is.
C
Bestuursvorm waarbij weinig/enkele mensen de baas zijn, vaak rijke mensen (edelen).
D
Bestuursvorm waarbij het volk de eigen bestuurders kiest.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een democratie?
A
Bestuursvorm met een alleenheerser, waarbij een koning de baas is
B
Bestuursvorm waarbij een tiran de baas is.
C
Bestuursvorm waarbij weinig/enkele mensen de baas zijn, vaak rijke mensen (edelen).
D
Bestuursvorm waarbij het volk de eigen bestuurders kiest.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een Consul?
A
Hoge bestuurder van Rome
B
Hoge bestuurder van Athene
C
Hoge bestuurder van Sparta
D
Hoge bestuurder van Griekenland

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord hoort NIET bij de Romeinse Rijk?
A
Consul
B
Senaat
C
Stadstaat
D
Burgerrecht

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een Castra?
A
Een Limes
B
Een fort
C
Een Romeinse provincie
D
Een Griekse stadsstaat

Slide 13 - Quizvraag

Waar vroeger een Castra was worden regelmatig Romeinse munten gevonden. Waarom is dit denk je?

Slide 14 - Open vraag

Wat staat in de juiste volgorde (van vroeger naar later)?
A
Romeinse Republiek, Romeins koninkrijk, Romeins keizerrijk
B
Romeins koninkrijk, Romeins keizerrijk, Romeinse republiek
C
Romeins koninkrijk, Romeinse republiek, Romeins keizerrijk
D
Romeins keizerrijk, Romeinse republiek, Romeins koninkrijk

Slide 15 - Quizvraag

Wie zijn de oprichters van Rome?
A
Romulus en Remus
B
Romulus en Augustus
C
Augustus en Remus
D
Julius en Augustus

Slide 16 - Quizvraag

''Het Christendom is polytheïstisch''
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

''Het Christendom is ontstaan uit het Jodendom''
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Welke Romeinse keizer had een droom over het Christendom en liet zich vlak voor zijn dood dopen?
A
Augustus
B
Theodosius
C
Julius Caesar
D
Constantijn

Slide 19 - Quizvraag

Dit is een schilderij uit 1515. Is dit een primaire of secundaire bron over de Romeinen?
A
Primair
B
Secundair

Slide 20 - Quizvraag

Welke keizer maakte van het Christendom een staatsgodsdienst?
A
Constantijn
B
Augustus
C
Theodosius
D
Nero

Slide 21 - Quizvraag

Dit is het Parthenon, een tempel gemaakt rond 447 v. Chr. Is dit een primaire of secundaire bron over de Grieken?
A
Primair
B
Secundair

Slide 22 - Quizvraag

Hoe heette de leider van de Bataafse Opstand?
A
Julius Civilus
B
Julius Caesar
C
Augustus
D
Constantijn

Slide 23 - Quizvraag

''De Goden van Olympus horen bij het monotheïsme''
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

''Socrates was een filosoof.'' Is deze uitspraak een feit of een mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 25 - Quizvraag

''Ik vind de Romeinen erg vervelend.'' Is deze uitspraak een feit of een mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 26 - Quizvraag

''Socrates was een filosoof.'' Is deze uitspraak een feit of een mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 27 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van Romanisering

Slide 28 - Open vraag

Einde van de oefentoets!

Slide 29 - Tekstslide