Het naamwoordelijk deel bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft.
Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan het naamwoordelijk deel
Slide 15 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Zo vind je het naamwoordelijk gezegde:
Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is.
Als het onderwerp iets is, stel je de vraag: Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel.
Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + nw.deel + overige werkwoorden.
Robs jongere zus / blijkt / een goede volleybalster / te zijn.
'Robs jongere zus' is iets, namelijk 'een goede volleybalster'.
Vraag: Wat blijkt Robs jongere zus te zijn? Antwoord: een goede volleybalster
Naamwoordelijk gezegde = blijkt een goede volleybalster te zijn
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Werken aan de opdracht
Wat? Maak de werkbladen die je krijgt uitgedeeld.
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk
Slide 18 - Tekstslide
Huiswerk:
Zorg ervoor dat volgende week woensdag (27/9) het werkblad af is.