naamwoordelijk gezegde

Grammatica
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. We gebruiken voor het werkwoordelijk gezegde de afkorting wg.





Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

'zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, heten, dunken en vóórkomen' noemen we
A
werkwoorden
B
zelfstandig werkwoorden
C
hulpwerkwoorden
D
koppelwerkwoorden

Slide 6 - Quizvraag


Mijn zus is vervelend.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quizvraag

Het gebouw wordt afgebroken.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quizvraag

Onze kat is zoek.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quizvraag

Zijn ploeggenoot was tijdens de wedstrijd ineens kwaad geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quizvraag

Nwgez of wwgez?

6A. Zullen we vandaag gaan fietsen?
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Maak een zin met een naamwoordelijk gezegde

Slide 13 - Open vraag

Maak een zin waarin een werkwoordelijk gezegde van twee werkwoorden en een bijpassend onderwerp voorkomen.

Slide 14 - Open vraag

Maak een zin waarin een werkwoordelijk gezegde van drie werkwoorden en een bijpassend onderwerp voorkomen.

Slide 15 - Open vraag