Les degrés de comparaison

de trappen van vergelijking
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

de trappen van vergelijking

Slide 1 - Tekstslide

Om dingen/mensen met elkaar te vergelijken 
gebruik je de trappen van vergelijking





Nummer 1 is groot, nummer 2 is groter, nummer 3 is het grootst

Slide 2 - Tekstslide

Paul heeft geld. Jean heeft meer geld. Luc heeft het meeste geld

Slide 3 - Tekstslide

Hoe doe je dat in het Frans?
Comment on fait ça en français ?

Slide 4 - Tekstslide

Le positif= de stellende trap:

Je gebruikt het bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Tekstslide

De uitgangen van het bijvoeglijke naamwoord
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk enkelvoud
Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk meervoud
+ s
+ niks
+ es
+e

Slide 6 - Sleepvraag

De stellende trap (le positif)
Het bijvoeglijke naamwoord met de juiste uitgang

Het huis is groot - La maison est grande
De jongen is mooi - Le garçon est beau
De oma's zijn aardig - Les grands-mères sont gentilles


Slide 7 - Tekstslide

Vertaal: het meisje is klein

Slide 8 - Open vraag

Le comparatif= de vergrotende trap:

Je zet plus  vóór het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 9 - Tekstslide

De vergrotende trap (le comparatif) 
Deze wordt gevormd door plus vóór het bijvoeglijk naamwoord te zetten.

Hij is groter dan Pierre  - il est plus grand que Pierre
De kinderen zijn groter - les enfants sont plus grands
Marie is aardiger -  Marie est plus gentille

Slide 10 - Tekstslide

Vertaal: het meisje is kleiner

Slide 11 - Open vraag

Les comparaisons
In het Frans gebruik je de volgende woorden om te vergelijken:
  • moins... que    (minder...dan)
  • plus...... que     (meer....dan)
  • aussi.... que     (even....als)
moins/plus/aussi staan voor het bijvoeglijk naamwoord
que staat na het bijvoeglijk naamwoord, que wordt qu' voor een klinker of stomme h

Slide 12 - Tekstslide

Les comparaisons

Par exemple: 1. La tour Eiffel est plus haute que notre collège.

2. Marie est moins grande que Pierre.

3. Silvana est aussi belle qu'elle.     


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Le superlatif = de overtreffende trap
Je gebruikt le/la/les plus + bijvoeglijk naamwoord
= het grootst


Slide 15 - Tekstslide

De overtreffende trap (le superlatif)
De overtreffende trap wordt gevormd door le plus, la plus of les plus vóór het bijvoeglijke naamwoord te zetten

Hij is de grootste leerling - Il est le plus grand élève
Zij zijn de kleinste leerlingen - Ils sont les plus petits élèves
Marie is de aardigste -  Marie est la plus gentille

Slide 16 - Tekstslide

Vertaal: het meisje is het kleinst

Slide 17 - Open vraag

Bien sûr, il y a des  exceptions
bon                    meilleur                       le meilleur
bonne               meilleure                     la meilleure
bons                  meilleurs                     les meilleurs
bonnes             meilleures                   les meilleures

bien                    mieux                           le mieux
(dit is het bijwoord, daar is geen vrouwelijk of meervoud van)


Slide 18 - Tekstslide

Klik HIER voor een uitlegfilmpje

Slide 19 - Tekstslide


A
le garçon est grand
B
le garçon est grande
C
le garçon est grands
D
le garçon est grandes

Slide 20 - Quizvraag


A
le garçon est moins grand
B
le garçon est moins grande
C
le garçon est moins grands
D
le garçon est moins grandes

Slide 21 - Quizvraag


A
le bébé est la moins grand
B
le bébé est la moins grande
C
le bébé est les moins grands
D
le bébé est le moins grand

Slide 22 - Quizvraag

Welke vergelijking is juist?
A
Emily est aussi grande que Jessica.
B
Emily est aussi grand que Jessica.

Slide 23 - Quizvraag

Hoe zeg je:
Chantal is aardiger dan Marie.

Slide 24 - Open vraag

Zij is kleiner dan haar vriend
A
elle est aussi petite que son ami
B
elle est plus petite que son ami
C
elle est moins petite que son ami
D
son ami est plus petit qu' elle

Slide 25 - Quizvraag