KGH_OE3_Hospitality_klantreis_H3

Klantgericht handelen
Hoofdstuk 3
Ontvangt de klant in de verkoopomgeving
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Klantgericht handelen
Hoofdstuk 3
Ontvangt de klant in de verkoopomgeving

Slide 1 - Tekstslide

3.1 Hospitality
  • Gastheer/gastvrouw in de winkel.
  • Positieve klantbeleving --> mond-tot-mond reclame.
  • Klantgericht: Erop letten dat iedere klant op de juiste manier wordt geholpen.



Slide 2 - Tekstslide

3.1 Hospitality
Voorbeelden klantgericht:
- Je begroet iedere klant die de winkel binnenkomt.
- Je bent actief aan het werk en observeert de klant.
- Je spreekt de klant aan als ze hulp nodig hebben.
- Je luistert aandachtig en actief naar de klant
- Je kunt je inleven in de klant
- Je groet de klant als hij de winkel verlaat.

Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00
Wanneer heb jij voor het laatst iets in een winkel gekocht? Hoe was de klantgerichtheid?

Slide 4 - Woordweb

Succesvol winkelconcept
Hierin zijn een aantal dingen belangrijk:
- Jezelf goed presenteren
- Aandacht besteden aan uiterlijke verzorging
- Vakkennis tonen
- Zorgen voor vernieuwende elementen in de winkel

Slide 5 - Tekstslide

Hoe presenteer je jezelf goed aan de klant?
timer
1:30

Slide 6 - Open vraag

timer
1:00
Wanneer is een verkoper
representatief (uiterlijke verzorging)?

Slide 7 - Woordweb

Succesvol winkelconcept
Vakkennis tonen
  • Professionaliteit tonen
  • Weet wat je verkoopt
Zorgen voor vernieuwing
  • Aandacht aan duurzaamheid
  • Vernieuwende elementen in de winkel


Slide 8 - Tekstslide

3.2 Communicatie in de winkel
Om klantgericht te zijn moet je goed kunnen communiceren. 

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer heb je te maken met communicatie?
timer
1:30

Slide 10 - Open vraag

Communicatie in een winkel
  • Een klant zwaait
  • Een klant vraagt je iets
  • Er zit op de winkeldeur een sticker 'verboden voor honden'
  • Een klant vertelt dat hij een klacht heeft
  • Een klant trommelt met de vingers op de toonbank en kijkt boos
  • Collega's vragen iets
  • Collega's bellen je vanaf een andere afdeling
  • Tijdens de pauze vertellen collega's over het weekend
  • De filiaalmanager vertelt wat er die week in de folder staat

Slide 11 - Tekstslide

Verbale communicatie
Communicatie met woorden en geluid.
- Zelf praten
- Luisteren
- Weer antwoord geven

Verbale communicatie bestaat uit:
  • intonatie
  • Articulatie
  • Volume
  • Klemtoon
  • Pauzes


Slide 12 - Tekstslide

Non-verbale communicatie
Communicatie zonder te praten
- Gezichtsuitdrukking
- Gebaren
- Lichaamshouding




Slide 13 - Tekstslide

Ruis
Communicatie gaat ook wel eens mis. De boodschap komt niet goed over. Dit kan komen door:
  • Lawaai
  • Drukte
  • Slechte verbinding
  • Andere taal
  • Afstand
  • Woorden worden verkeerd begrepen

Hoe kunnen we dit oplossen?





Slide 14 - Tekstslide

3.3 Verkoopgesprek 
Ontmoeting
Een verkoopgesprek begint met de ontmoeting. In de meeste gevallen ben JIJ de gene die het contact met de klant legt.

Bij de ontmoeting zijn de volgende 4 dingen belangrijk:
  1. Begroeten
  2. Observeren en rondkijken
  3. Aanspreken
  4. Actief luisteren





Slide 15 - Tekstslide

Noem minimaal 1 reden waarom je een klant moet begroeten.
timer
1:30

Slide 16 - Open vraag

Noem 1 voorbeeld van non verbale begroeting naar klant
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Beschrijf een situatie waarbij een klant een non-verbale reactie gaf en jij hierop inspeelde.
timer
2:30

Slide 18 - Open vraag

Ik spreek alle klanten met jij aan, dit kan prima.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Als een klant haast heeft...
A
Doe ik lekker relax, hadtie maar eerder op moeten staan
B
Probeer ik het zo snel mogelijk te doen. Maar wel nog netjes.
C
Zeg ik datie' even moet chillen
D
Raffel ik het af, moest toch snel!?

Slide 20 - Quizvraag

Ik vind het belangrijk dat je direct op de klant afstapt om te vragen of je kunt helpen.
A
Ja, direct bij binnenkomst.
B
Ja, maar na een paar minuten.
C
Nee, de klant komt maar naar mij toe.
D
Afhankelijk van non verbaal gedrag van klant

Slide 21 - Quizvraag

3.4 Observeren en rondkijken
Observeren betekent dat je kijkt naar iets of iemand. Daarbij probeer je zo goed mogelijk op te letten. Je kijkt naar het kijkgedrag en koopgedrag van de klant. 

  • Heb je het gevoel dat de klant alleen maar wil kijken?
  • Kijkt de klant zoekend rond?
  • Heb je het gevoel dat hij op zoek is naar iets speciaals?
  • Merk je door het gedrag van de klant dat hij iets wil kopen?

Slide 22 - Tekstslide

3.5 Aanspreken
  • Waarom?
    - begroeten (diefstalpreventie) 
    - verkoopgesprek beginnen
  • Wanneer?
    - afhankelijk gedrag klant
    - waar staat klant (bij kassa etc)
  • Hoe?
    - leeftijd
    - bekendheid
    - drukte winkel --> verbaal/ non verbaal
    - winkelconcept

Slide 23 - Tekstslide

Algemene waarden/normen klantgesprek
  • Beleefd ook als klant dit niet is (moeilijk maar toch doen)
  • Netjes en duidelijk spreken
  • Klant aankijken tijdens praten
  • U/mevrouw/meneer

Slide 24 - Tekstslide

Koopwens + koopmotief
Koopwens
Koopmotief
Wat wil de klant kopen?
De reden waarom een klant een bepaald artikel wil kopen.
De klant met een gerichte koopwens weet wat hij/zij wil hebben.
De waarom?
Verjaardag
Moederdag 
Boodschappenlijstje
Kerstmis + baby geboren

Slide 25 - Tekstslide

timer
1:00
Noem voorbeelden van een
koopmotief.

Slide 26 - Woordweb

Koopwens + koopmotief
Vaak is het koopmotief al duidelijk, maar de koopwens nog niet:
  • De fruitschaal is leeg en je gaat naar de groenteman om fruit te kopen.
  • Je zoekt een cadeautje voor je vader die bijna jarig is.
  • Je moet na je werk even snel wat kopen voor het avondeten.

Slide 27 - Tekstslide

timer
1:00
Wat is een koopwens?

Slide 28 - Woordweb

Een van mijn ouders is jarig dus ik wil een cadeau kopen
A
Koopwens
B
Koopmotief

Slide 29 - Quizvraag

KOOPWENS ONDERZOEKEN
  • Koopwens = wat klant wilt kopen
  • Gerichte koopwens = klant weet exact wat hij wilt (boodschappenlijstje)
  • Geen gerichte koopwens --> wel een koopmotief
  • Koopwensonderzoek --> achter koopwens komen

Slide 30 - Tekstslide

Ik wil het nieuwste boek kopen van Tess Gerritsen.
A
Koopwens
B
Koopmotief

Slide 31 - Quizvraag

Ik geef een feestje dit weekend en ga even wat drank kopen bij Danny's drankshop
A
Koopwens
B
Koopmotief

Slide 32 - Quizvraag

Ik wil gaan hardlopen dus ik ga een paar hardloopschoenen kopen bij de Asics winkel in het outlet.
A
Koopwens
B
Koopmotief

Slide 33 - Quizvraag

KOOPMOTIEF VS KOOPWENS
  • Eerst een motief dan pas een wens. 
  • Wens kan gericht zijn of onduidelijk (alleen een motief).
  • Schoenenwinkel;
    iedereen wilt schoenen (koopwens) maar motief is anders. Koopmotief: rennen, feestje, lekker zittende schoenen.

Slide 34 - Tekstslide

timer
1:30
Hoe zou je een
koopwensonderzoek
kunnen doen?

Slide 35 - Woordweb

3.6 Actief luisteren
  • Non verbaal
  • Persoon aankijken
  • Juiste non verbale houding
  • Bevestigende woorden (ja of hm)
  • LSD

Slide 36 - Tekstslide

Waar staat LSD voor tijdens het verkoop gesprek?
A
Luisteren Samenvatten Doorvragen
B
Lachen Samenvatten Doorvragen
C
LysergSäure-Diäthylamid
D
Hippie drugs

Slide 37 - Quizvraag

LSD
  • Luisteren
    naar verhaal klant
  • Samenvatten
    vat in eigen woorden samen
  • Doorvragen
    vraag door naar koopwens

Slide 38 - Tekstslide

3.7 Ongewenst gedrag
Niet iedere klant is tevreden
Sommige klanten hebben een klacht of zijn ontevreden over de service.

Soorten ongewenst gedrag:
  • Agressie (bedreigen)
  • pesten (iemand negeren)
  • Discriminatie (ras, godsdienst, handicap)
  • Seksuele intimidatie (intieme vragen stellen, ongewenste aanrakingen)

Slide 39 - Tekstslide

STOP-principe
Stoom afblazen
Tot de orde roepen
Opnieuw beginnen
Passen bij herhalen

Blz. 108 & 109

Slide 40 - Tekstslide

Grenzen aangeven
Groepsgedrag
lezen blz. 110

Regels en afspraken
Ga na welke huisregels in jouw winkel gelden, bijvoorbeeld dat honden niet zijn toegestaan of dat het verplicht is om een boodschappen kar of mandje te gebruiken. 

Slide 41 - Tekstslide

RED-methode
Een hulpmiddel om met agressie om te gaan.
Respectvol: je blijft respectvol naar de klant en jezelf
Eerlijk: je meent en doet wat je zegt
Duidelijk: je geeft op een rustige en duidelijke manier je grenzen aan.

Casus Aïsha, blz. 112

Slide 42 - Tekstslide