In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Vandaag
Herhaling: - PSV, BZV en TW
Instructie: - Zelfstandig werkwoord
- Hulpwerkwoord
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je..
het persoonlijk en het bezittelijk voornaamwoord herkennen en gebruiken;
telwoorden herkennen en gebruiken;
het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord herkennen.
Slide 2 - Tekstslide
(HH) PSV en BZV
Het persoonlijk voornaamwoord staat vaak in de plaats van een zelfstandig naamwoord.
Het PSV komt voor in twee vormen: onderwerpsvorm en voorwerpsvorm.
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
Dit woord geeft dus als het ware iemands bezit aan.
Slide 3 - Tekstslide
(HH) PSV en BZV
Je kunt je eigen naam op de plek van een persoonlijk voornaamwoord zetten.
Ze fietst naar huis.
Maaike fietst naar huis.
Als je je eigen naam op de plek zet van een bzv zet, hoor je je eigen naam + S.
Haar fiets staat in de schuur.
Maaikes fiets staat in de schuur.
Slide 4 - Tekstslide
(HH) PSV en BZV
Op welke woorden moet je letten:
Slide 5 - Tekstslide
(HH) Telwoorden
Je hebt twee verschillende telwoorden:
1. Hoofdtelwoorden (HTW) geven een hoeveelheid aan. 'Ik heb er....'
Drie, veel, weinig, 4, 1993
2. Rangtelwoorden (RTW) geven een rangorde aan. 'Ik ben de...'
laatste, middelste, derde, tiende
Slide 6 - Tekstslide
Nieuwe leerstof: ZWW
Het belangrijkste werkwoord in een zin noem je het zelfstandig werkwoord (zww). Heb je maar één werkwoord in de zin, dan is dat automatisch het zelfstandig werkwoord.
Guusje klimt op de tafel.
Guusje is op de tafel geklommen.
Slide 7 - Tekstslide
Nieuwe leerstof: HWW
Staan er meerdere werkwoorden in de zin, dan is er altijd één de belangrijkste. De andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden. Zie je en voltooid deelwoord in de zin? Het voltooid deelwoord is dan altijd het ZWW en de andere werkwoorden zijn HWW.
Guusje is op de tafel geklommen.
Guusje zou graag op de tafel willenklimmen.
Slide 8 - Tekstslide
Heb je tijdens de uitleg goed opgelet?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
hulpwerkwoord
D
zelfstandig werkwoord
Slide 9 - Quizvraag
Heb je tijdens de uitleg goed opgelet?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
hulpwerkwoord
D
zelfstandig werkwoord
Slide 10 - Quizvraag
Ik zie haar door haar haren staan.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
hulpwerkwoord
D
zelfstandig werkwoord
Slide 11 - Quizvraag
Ik zie haar door haar haren staan.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
hulpwerkwoord
D
zelfstandig werkwoord
Slide 12 - Quizvraag
Wat zou je vanavond willen eten?
Wat is het zelfstandig werkwoord?
A
zou
B
je
C
willen
D
eten
Slide 13 - Quizvraag
Noteer alle hulpwerkwoorden.
Wat wil jij later gaan doen?
Slide 14 - Open vraag
Het is hem even niet duidelijk wat de bedoeling van de opdracht is.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
hulpwerkwoord
D
zelfstandig werkwoord
Slide 15 - Quizvraag
Het is hem even niet duidelijk wat de bedoeling van de opdracht is.