NN2H2wrdstrntheorie pvn en bvn

Nieuw Nederlands deel 2 H/V

grammatica woordsoorten

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

blz. 71-73

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nieuw Nederlands deel 2 H/V

grammatica woordsoorten

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

blz. 71-73

Slide 1 - Tekstslide

Welke woorden kunnen in de plaats staan van een persoon? Bijv. John keept in de A1 van zijn club. Hij is de beste van zijn leeftijdgroep.

Slide 2 - Woordweb

leerdoel
Aan het einde van de les kun je de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De woorden je, haar, ons, jullie en hun kunnen zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord zijn.

Bijv.

Je geeft je appel aan Peter.

pvn         bvn

Dat boek van haar ligt nog bij haar tante.

                           pvn                        bvn

Slide 13 - Tekstslide

Als je je, haar, ons, jullie en hun door hij of door hem kunt vervangen dan is het een pvn.

Bijv.

Je komt morgen toch ook?

Hij komt morgen toch ook?

Je is pvn.


Ik geef je morgen het boek terug.

Ik geef hem morgen het boek terug.

je is pvn.



Slide 14 - Tekstslide

Als je je, haar, ons, jullie en hun door zijn kunt vervangen dan is het een bvn.

Bijv.

Ik geef je morgen je boek terug.

Ik geef je morgen zijn boek terug.

je is bvn.


Hun paard staat bij ons in de wei.

Zijn paard staat bij hem in de wei.

Hun is bvn                 ons is pvn

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het onderstreepte woord?

Volgende week heb ik geen les.
A
persoonlijk voornaamwoord (pvn)
B
bezittelijk voornaamwoorden (bvn)

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het onderstreepte woord?

Mijn lelijke eend is een mooie auto
A
persoonlijk voornaamwoord (pvn)
B
bezittelijk voornaamwoorden (bvn)

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het onderstreepte woord?

Jullie geven te vaak jullie broertje de schuld.
A
persoonlijk voornaamwoord (pvn)
B
bezittelijk voornaamwoorden (bvn)

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het onderstreepte woord?

Jullie geven te vaak jullie broertje de schuld.
A
persoonlijk voornaamwoord (pvn)
B
bezittelijk voornaamwoorden (bvn)

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het onderstreepte woord?

Dat broertje van jullie krijgt vaak de schuld
A
persoonlijk voornaamwoord (pvn)
B
bezittelijk voornaamwoorden (bvn)

Slide 20 - Quizvraag


Door de chemokuren viel haar (1) haar (2) uit. De kapster knipte mijn zusjes lange haar (3)af. De kapster gaf haar(4) haar(5) haar(6). ;)
A
haar(1)=bvn, haar(2)=zn, haar(3) = zn
B
haar(2)=zn, haar(3)=zn, haar(4) =pvn
C
haar(3)=zn, haar(4)=pvn, haar(5)=bvn
D
haar(4)=pvn, haar(5)=bvn, haar(6)=zn

Slide 21 - Quizvraag