30/8 lnB

Welkom LnB!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom LnB!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Planning deze les 
  • maandag 4 september ouderavond
  • stillezen + woorden opschrijven
  • herhalen vorige les: woorden
  • uitleg grammatica mapje
  • nakijken les 2 mapje + maken les 3 
  • voorlezen en nieuwe woorden opschrijven
  • kaart maken en schrijven

Slide 4 - Tekstslide

 stillezen
Moeilijke woorden opschrijven in je woordenschrift.


timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoord + persoonsvorm
  •  Een zin heeft altijd een werkwoord.  Een werkwoord is iets wat je kunt doen (lopen, zingen, staan) of wat er gebeurt. (regenen, sneeuwen)
  • Als er een werkwoord in de zin staat, is dat de persoonsvorm.
  • Voorbeeld: Ik eet een broodje.
  • Josef zingt een lied.

Slide 6 - Tekstslide

oefening: wat is de persoonsvorm?
  1. Mevrouw Stolk leest uit een boek voor.
  2. Mariam snapt de som.
  3. Ik ga straks naar huis.
  4. Eva werkt heel hard op school.
  5. De kat vangt een muis. 

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp
  •  Een zin heeft ook altijd een onderwerp.  Een onderwerp is de persoon of het ding dat iets doet. Het staat voor of achter de persoonsvorm.
  • Voorbeeld: Maria lacht veel.
  • De meneer kijk boos.

Slide 8 - Tekstslide

oefening 2: wat is het onderwerp?
  1. Mevrouw Stolk leest uit een boek voor.
  2. Mariam snapt de som.
  3. Ik ga straks naar huis.
  4. Eva werkt heel hard op school.
  5. De kat vangt een muis. 

Slide 9 - Tekstslide

Vraagzin maken
Je kunt van een gewone zin altijd een vraagzin maken. Je moet dan het onderwerp achter de persoonsvorm zetten. Je begint de zin met de persoonsvorm. Achter de vraagzin zet je een vraagteken. ?
Voorbeeld: Ik loop naar huis.-> Loop ik naar huis?
Kyra springt op de tafel. -> Springt Kyra op de tafel?

Slide 10 - Tekstslide

oefening 3: maak van de zin een vraagzin.
  1. Mevrouw Stolk leest uit een boek voor.
  2. Mariam snapt de som.
  3. Ik ga straks naar huis.
  4. Eva werkt heel hard op school.
  5. De kat vangt een muis. 

Slide 11 - Tekstslide

werken in mapje
  •  nakijken les 2

Slide 12 - Tekstslide

persoonlijke voornaamwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

zelfstandig werken in mapje
  • maken les 3

Slide 15 - Tekstslide

 voorlezen + nieuwe woorden
Moeilijke woorden opschrijven in je woordenschrift.

Slide 16 - Tekstslide

  woorden uit het verhaal
  1. herkent (herkennen)
  2. kwispelt (kwispelen)
  3. vacht
  4. ernstig (ziek)
  5. koor
  6. gemengd
  7. wangen 

Slide 17 - Tekstslide

 Opdracht: kaart aan iemand schrijven
  • Schrijf eerst jouw eigen naam en adres in je schrift.
  • Het adres is waar je woont.
  • Voorbeeld :
  • Pietje Puk
  • Schoolstraat 1
  • 1234AB Alphen aan den Rijn

Slide 18 - Tekstslide

 Opdracht: kaart aan iemand schrijven
  • Schrijf eerst jouw eigen naam en adres in je schrift.
  • Het adres is waar je woont.
  • Voorbeeld :
  • Pietje Puk
  • Schoolstraat 1
  • 1234AB Alphen aan den Rijn

Slide 19 - Tekstslide

 Opdracht: kaart aan iemand schrijven
  • Je gaat een kaart schrijven aan iemand uit jouw gezin/familie. Bijvoorbeeld je moeder, vader, broer, zus.
  • Aan wie stuur jij de kaart? Schrijf de naam op.
  • Schrijf op de achterkant van de kaart op de lijntjes de naam en het adres.
  • Schrijf naast de lijntjes wat je wil vertellen over school. Wat doe je op school? Wat vind je leuk?
  • Schrijf onderaan: Groetjes,
  • daaronder zet je je naam

Slide 20 - Tekstslide

 Opdracht: kaart aan iemand schrijven
  • Maak een mooie tekening op de kaart. Je mag alles gebruiken: potloden, stiften enz.

Slide 21 - Tekstslide

Wat heb jij dit weekend gedaan?
Voorbeeld: Ik heb dit weekend gevoetbald.
Ik ben ook naar de bioscoop geweest.

Slide 22 - Tekstslide

Vorige les: het alfabet
  • Ken je het alfabet nog?
  • Waarom moet je het alfabet kennen?

Slide 23 - Tekstslide

Het alfabet
  • A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Slide 24 - Tekstslide

Woorden uit het verhaal 
  1. verschillende
  2. niemand
  3. moeilijk
  4. trots
  5. huiswerk
  6. oefenen
  7. hardop
  8. heimwee
  9. zingen
  10. vergeet (vergeten)

Slide 25 - Tekstslide

Nieuwe woorden uit het verhaal 
  1. rondjes
  2. fontein
  3. naakt
  4. geboorteland
  5. geuren
  6. verliezen
  7. muts
  8. nadenken

Slide 26 - Tekstslide

zelfstandig werken in mapje
  • stil werken aan les 2 (zinnen), 3 en 4
  • samen les 2 nakijken

Slide 27 - Tekstslide