Les maandag 24 januari 2022
1 / 14
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Bij zwakke werkwoorden krijg je in de verleden tijd +te(n) / +de(n).
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Als het gaat om het meervoud, krijg je in de verleden tijd bij zwakke werkwoorden +ten/+den.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Als de laatste letter van de stam eindigt op een t, x, k, f, s, ch, p, dan krijg je in de verleden tijd bij zwakke werkwoorden +de(n).
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
"De regel van het ’t ex-kofschip gaat als volgt:"
Leg de regel uit. Hoe werkt 't ex-kofschip?
Leg de regel uit. Hoe werkt 't ex-kofschip?
Slide 8 - Open vraag
Het persoonlijk voornaamwoord (p vnw) verwijst naar mensen, dieren of dingen
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Het Nederlands kent drie lidwoorden. Welke zijn dat?
Slide 10 - Open vraag
Geef drie voorbeelden van voorzetsels.
