8.1 Zintuigen + 8.2 Het oog

Thema 8 Waarneming en gedrag
8.1 Zintuigen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 8 Waarneming en gedrag
8.1 Zintuigen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de werking van zintuigen beschrijven en de relatie van het zintuigstelsel met het zenuwstelsel beschrijven.
  • Je kunt de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven.
  • Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven.

Slide 2 - Slide


Het zintuigstelsel

Slide 3 - Slide

Prikkels
Zintuigen met receptoren die prikkels opvangen

  • Externe prikkels: extern milieu, zoals geluid en geur
  • Interne prikkels: intern milieu, zoals osmoreceptoren en pH-receptoren of proprioceptoren (spanning spier en stand lichaam)

Slide 4 - Slide

Soorten receptoren
Mechanische receptoren: 

  • Prikkel = mechanische energie
  • Celmembraan buigt of strekt 
  • Bijv: aanraking, druk, beweging, geluid

Slide 5 - Slide

Soorten receptoren
Gehoor/evenwichts receptoren: 

  • Prikkel = mechanische energie
  • Vloeistof laat haartjes bewegen

Binas tabel 87D

Slide 6 - Slide

Soorten receptoren
in de huid
Tast/druk receptoren: 
  • Prikkel = mechanische energie
  • Tast: vlak onder opperhuid
  • Druk: dieper in de huid

Temperatuurreceptoren:
  • Prikkel = warmte en kou boven of onder normwaarde

Pijnreceptoren:

  • Prikkel = extreme druk, extreme temperaturen of door stoffen die vrijkomen bij beschadiging of ontsteking weefsel
  • In het hele lichaam

Binas tabel 87A

Slide 7 - Slide

Soorten receptoren
Chemische receptoren: 

  • Prikkel = moleculen
  • Bijv: smaak en reuk


Slide 8 - Slide

Soorten receptoren
Lichtreceptoren (foto): 

  • Prikkel = zichtbaar licht
  • Bij mens in oog

Binas tabel 87C

Slide 9 - Slide

Prikkeldrempel

Slide 10 - Slide

Adaptatie/gewenning: de aanpassing van de gevoeligheid van een zintuig aan een aanhoudende prikkel

Slide 11 - Slide

Het oog
125 miljoen zintuigcellen
verstelbare lens
2 miljoen neuronen

Slide 12 - Slide

Bouw
  • Harde oogvlies: bescherming binnenkant
  • Traanklieren: bescherming tegen uitdroging/reiniging - staat in verbinding met traanbuizen en neusholte
  • Oogspieren

  • Hoornvlies: licht kan oog binnenvallen
  1. Iris: gekleurde gedeelte (pigment)
  2. Pupil: groter of kleiner oiv spieren iris

Het nut van wenkbrauwen en wimpers?

Slide 13 - Slide

Doorsnede
(Binas 87C1+2)
  • Glasachtig lichaam: gelei

Binnen harde oogvlies
  • Vaatvlies: bloedvaten
  • Netvlies: lichtreceptoren -> gele vlek
  • Blinde vlek: oogzenuw

Voorkant
  • Voorste oogkamer: hoornvlies - iris
  • Achterste oogkamer: iris - ooglens


Slide 14 - Slide

Leerdoelen behaald??
  • Je kunt de werking van zintuigen beschrijven en de relatie van het zintuigstelsel met het zenuwstelsel beschrijven.
  • Je kunt de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven.
  • Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven.

Slide 15 - Slide

Het huiswerk
Bestudeer blz. 108 t/m 116.

Maken + nakijken opdr. 3 t/m 9.

Slide 16 - Slide

Thema 2 Waarneming en gedrag
2.2 Het oog

Slide 17 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de delen van een oog beschrijven en hun functie toelichten.
  • Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven en de pupilreflex toelichten.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven en toelichten hoe je diepte kunt zien.

Slide 18 - Slide

Licht -> lens -> receptoren netvlies -> impulsen -> sensorische neuronen -> gezichtcentra grote hersenen -> verwerking = beeld rechtopstaand en ware grootte

Slide 19 - Slide

Accomoderen
Scherp beeld op het netvlies door veranderen vorm van de ooglens

Straalvormig lichaam met kringspieren (accomodatie spieren)
  • Veraf: kringspieren ontspannen, lensbandjes gespannen - de ooglens is plat 
  • Dichtbij: kringspieren trekken samen, lensbandjes ontspannen - de ooglens is bol

Slide 20 - Slide

Lichtbreking
Bij overgang van ene naar ander medium (gas, vloeibaar, vast)

F = brandpunt (hier komen lichtstralen bij elkaar)
f = brandpuntsafstand

Positieve lens: bol -> buigen lichtstralen naar elkaar toe = convergeren (f = positief)
Negatieve lens: hol -> spreiden lichtstralen = divergeren (f = negatief)

Slide 21 - Slide

Oogafwijkingen
Bijziend
Oogbol te lang/hoornvlies en lens breken lichtstralen te sterk af -> correctie = holle (-) lens

Verziend
Oogbol te kort/ hoornvlies en lens breken lichtstralen niet voldoende af -> correctie = bolle (+) lens

Slide 22 - Slide

Pupilreflex

Slide 23 - Slide

Het netvlies
Binas tabel87C3
Pigmentcellen: absorbeert licht = bescherming zintuigcellen

Lichtreceptoren (Binas 27A)
  • Staafjes: over hele netvlies (niet gele vlek), lage prikkeldrempel = contrasten waarnemen -> onscherper
  • Kegeltjes: hogere drempelwaarde, rood/groen/blauw, vooral in gele vlek = kleuren en details waarnemen -> scherp

Slide 24 - Slide

Donkeradaptatie en nachtblindheid
De staafjes zijn veel gevoeliger voor licht dan de kegeltjes,

oftewel: de staafjes hebben een lagere drempelprikkel dan de kegeltjes
want; 1 vs. 10^3 microlux 

Slide 25 - Slide

Stereoscopie (diepte zien) - Binas tabel 87C4
Optisch chiasma

Slide 26 - Slide

Leerdoelen behaald??
  • Je kunt de delen van een oog beschrijven en hun functie toelichten.
  • Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven en de pupilreflex toelichten.
  • Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven en toelichten hoe je diepte kunt zien.

Slide 27 - Slide

Het huiswerk
Bestudeer blz. 86 t/m 98.

Maken + nakijken opdr. 13 t/m 25.

Slide 28 - Slide