Oefenen met werkwoorden

Oefenen met 
werkwoorden

-
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOISKStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenen met 
werkwoorden

-

Slide 1 - Slide

lesdoel
- Je leert wat werkwoorden zijn
- Je leert een werkwoord herkennen
- Je leert zinnen maken met werkwoorden

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Wat is het werkwoord?
We wandelen de halve dag door de stad.
A
We
B
halve
C
wandelen
D
dag en stad

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoord?
Ik luister naar de geschiedenis van Nederland.
A
naar
B
luister
C
geschiedenis
D
Nederland

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoord?
Mijn ouders vertellen veel over de muur.
A
vertellen
B
ouders
C
muur
D
veel

Slide 7 - Quiz

Lisa eet een appel.
A
appel
B
eet
C
Lisa
D
een

Slide 8 - Quiz

De oude man gaat elke zaterdag naar de kapper
A
gaat
B
kapper
C
zaterdag
D
elke

Slide 9 - Quiz

De kinderen zitten aan tafel.
A
kinderen
B
zitten
C
aan
D
tafel

Slide 10 - Quiz

rennen
dansen
lezen 
eten
bouwen

Slide 11 - Drag question

duiken
ruiken
springen
bakken
koken

Slide 12 - Drag question

Is wel een werkwoord
Is niet een werkwoord
slapen
zijn
moeder
school
grappig

Slide 13 - Drag question

Sleep de antwoorden naar de juiste plek:


fietsen      ik fiets
             jij/hij fietst
             wij fietsen



ik-vorm
ik-vorm + t
hele ww

Slide 14 - Drag question

Wat is het werkwoord in de zin:
De computer maakt veel geluid.

Slide 15 - Open question

Meervoud of enkelvoud?
Bij de volgende vraag moet je zeggen:
Is het meervoud of enkelvoud?
Enkelvoud = 1 mens
Meervoud = 2 of meer mensen

Slide 16 - Slide

Meervoud
Enkelvoud
ik
jij
wij
hij
jullie
U
ik en jij

Slide 17 - Drag question

tennissen
hockeyen
hardlopen
fitness

Slide 18 - Drag question

Het meisje …… van de glijbaan
A
glijd
B
glijdt
C
glijt
D
glijden

Slide 19 - Quiz

Frankrijk .... een mooi land.
A
hebben
B
is
C
zijn
D
waren

Slide 20 - Quiz

De hond ……. altijd naar de postbode.
A
blaf
B
blafd
C
blafde
D
blaft

Slide 21 - Quiz

dictee

Slide 22 - Slide

Schrijf het woord

Slide 23 - Open question

schrijf het woord

Slide 24 - Open question

schrijf het woord

Slide 25 - Open question

schrijf het woord

Slide 26 - Open question

schrijf het woord

Slide 27 - Open question

zwemmen
volleyballen
voetballen
korfballen

Slide 28 - Drag question

Zelf werkwoorden invullen
Lees de zin en vul het goede werkwoord in

Slide 29 - Slide

1.
Hallo, ik _____________ Rico.
Uitleg
Het hele werkwoord is "heten"

Slide 30 - Open question

2.
Mijn vrouw en ik _____________ uit Brazilië.
Uitleg
De ik-vorm is "kom"

Slide 31 - Open question

3.
We _____________ in Haarlem.
Uitleg
De ik-vorm is "woon"

Slide 32 - Open question

4.
We _____________ Nederlands.
Uitleg
De ik-vorm is "leer"

Slide 33 - Open question

5.
Ik _____________ les op maandag en woensdag.
Uitleg
Het hele werkwoord is "hebben"

Slide 34 - Open question

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Wat vond je van Lesson Up?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll