grammatica MV plus herhaling zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Lesdoelen

• de eerder behandelde zinsdelen goed kunnen benoemen (PV-WG/NG-OW-LV)
• weten wat de functie van een meewerkend voorwerp (MV) is en een MV kunnen benoemen in een zin.

Dat huiswerk blijkt zij niet fijn te vinden.
Dat huiswerk =

1. OW
2. LV
3. ND
4. geen van deze drie antwoorden

De leerlingen spelen gezellig op het schoolplein.
gezellig =

1. OW
2. LV
3. ND
4. geen van deze drie antwoorden

In de kleine pauze kopen de leerlingen een lekker tussendoortje.
LV =

1. In de kleine pauze
2. kopen
3. de leerlingen
4. een lekker tussendoortje

Wie heeft mijn konijn eten gegeven.
1. WG = heeft eten gegeven
2. OW = Wie

1. 1 is juist 2 is onjuist
2. 1 is juist 2 is juist
3. 1 is onjuist 2 is onjuist
4. 1 is onjuist 2 is juist

Onze buurvrouw schijnt al weken thuis te zijn.

1. WG = schijnt
2. WG = schijnt te zijn
3. NG = schijnt thuis
4. NG = schijnt thuis te zijn

1. Zij blijkt blij te zijn met haar jurk.
2. Tommy liep fluitend het veld af na de gewonnen wedstrijd.

1. zin 1 en 2 hebben beide een WG
2. zin 1 en 2 hebben beide een NG
3. zin 1 heeft een WG en zin 2 heeft een NG
4. zin 1 heeft een NG en zin 2 heeft een WG

ZINSDELEN

1.  PV

2. WG OF NG

3. OW 

4. LV

5. MV

Elke ochtend maakt mijn vader een lunchpakketje voor mij klaar.
MV =

1. mijn vader
2. een lunchpakketje
3. voor mij
4. er staat geen MV in deze zin

De jongen gaf zijn vriendin een mooie bos bloemen.
MV =

1. De jongen
2. zijn vriendin
3. een mooie bos bloemen
4. Deze zin heeft geen MV

Er hangt al weken lang een mooie poster aan de muur van dit lokaal.
MV =

1. een mooie poster
2. aan de muur
3. aan de muur van dit lokaal
4. deze zin heeft geen MV

Heeft elke zin een MV?

1. ja
2. nee

Kan er alleen een MV in de zin staan als er ook een LV in de zin staat?

1. ja
2. nee

Bedenk een zin waarin wel MV
staat maar geen LV.

  

Dat  wordt  aan alle deelnemers  gevraagd.

Dat lijkt mij geen goed idee.

Als diëtiste adviseer ik u dit speciale dieet.

1. OW = Als diëtiste LV = dit speciale dieet
2. OW = ik LV = u
3. MV = u WG = adviseer
4. OW = ik LV = dit dieet

Hij lijkt mij niet aardig.
1. Deze zin heeft een NG.
2. mij = MV

1. 1 en 2 zijn beide juist
2. 1 en 2 zijn beide onjuist
3. 1 is juist en 2 is onjuist
4. 1 is onjuist en 2 is juist

Ik geef jullie voor de verandering een keer een makkelijke zin.
MV =

1. jullie
2. voor de verandering
3. een keer
4. een makkelijke zin

Eet niet te veel paaseitjes dit weekend!
1. OW = te veel paaseitjes
2. WG = eet

1. 1 en 2 zijn beide juist
2. 1 en 2 zijn beide onjuist
3. 1 is juist en 2 is onjuist
4. 1 is onjuist en 2 is juist