oefenvragen erfelijkheid

1. Door kruising van een witte slak en een zwarte slak ontstaat een F1 met erg veel nakomelingen, die voor 100% uit grijze slakken bestaat.
De F1 wordt onderling doorgekruist.
a. Hoeveel procent van de grijze slakken in de F2 is homozygoot?
b. Hoeveel procent van de homozygote slakken in de F2 is wit?
1 / 10
next
Slide 1: Open question
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

1. Door kruising van een witte slak en een zwarte slak ontstaat een F1 met erg veel nakomelingen, die voor 100% uit grijze slakken bestaat.
De F1 wordt onderling doorgekruist.
a. Hoeveel procent van de grijze slakken in de F2 is homozygoot?
b. Hoeveel procent van de homozygote slakken in de F2 is wit?

Slide 1 - Open question

2. Bij mensen is het gen voor bloederziekte recessief en X-chromosomaal (Xb). De stamboom geeft de overerving van deze ziekte weer in een familie. Persoon 2 lijdt aan bloederziekte.

Welke genotypen hebben de personen 2, 3 en 4?

Slide 2 - Open question

3. Bij mensen is het gen voor bloederziekte recessief en X-chromosomaal (Xb). De stamboom geeft de overerving van deze ziekte weer in een familie. Persoon 2 lijdt aan bloederziekte.
a. Als persoon 5 een jongen is, hoe groot is dan de kans op bloederziekte bij deze persoon?
b. En als persoon 5 een meisje is?

Slide 3 - Open question

4. Bananenvliegjes met rechte haren worden gekruist met bananenvliegjes met geknakte haren. Alle nakomelingen in de F1 hebben rechte haren. De F1-vliegjes planten zich onderling voort. In de F2 worden 73 vrouwtjes met rechte haren, 37 mannetjes met rechte haren en 35 mannetjes met geknakte haren aangetroffen.
Wat waren de genotypen van de P-generatie?

Slide 4 - Open question

5. Een man met bloedgroep 0 verwekt een kind bij een vrouw met bloedgroep AB.
a. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep O heeft?
b. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep AB heeft?

Slide 5 - Open question

7. Bij erwtenplanten is het gen voor ronde zaden (R) dominant over het gen voor hoekige zaden (r). Het gen voor gele zaadlobben (G) is dominant over het gen voor groene zaadlobben (g). De genenparen liggen in verschillende chromosomenparen.
Men kruist een erwtenplant uit een rond zaad met gele zaadlobben, die voor beide eigenschappen heterozygoot is, met een erwtenplant uit een hoekig zaad met groene zaadlobben.

Welke fenotypen verwacht je in de F1 en in welke verhouding?

Slide 6 - Open question

6. Bij bepaalde muizen zijn individuen met het genotype qq zwart, met het genotype Qq geel, terwijl individuen met het genotype QQ in een vroeg embryonaal stadium sterven. Een gele vrouwtjesmuis krijgt nakomelingen van een gele mannetjesmuis.
Hoe groot is de kans dat de eerstgeboren nakomeling zwart is?
A
1/4
B
1/3
C
2/3
D
3/4

Slide 7 - Quiz

8. Een tomatenplant met lange, gave bladeren wordt gekruist met een tomatenplant met korte, ingesneden bladeren. De genen voor bladlengte en bladvorm liggen in verschillende chromosomenparen.
De talrijke nakomelingen in de F1 hebben allemaal lange, ingesneden bladeren. De F1 wordt door onderlinge bestuiving verder gekweekt. Welk deel van de F2 zal naar verwachting lange, gave bladeren hebben?

Slide 8 - Open question

9. Bij mensen is het gen voor rechtshandigheid (R) dominant over het gen voor linkshandigheid (r). Het gen voor bruine ogen (B) is dominant over het gen voor blauwe ogen (b). De genenparen liggen in verschillende chromosomenparen. Een linkshandige vrouw is heterozygoot voor de oogkleur. Ze is zwanger van een rechtshandige, bruinogige man, die voor beide eigenschappen heterozygoot is.
a. Wat zijn de genotypen van beide ouders?
b. Hoe groot is de kans op een linkshandig kind? En hoe groot is de kans op een blauwogig kind?
c. Hoe groot is de kans op een linkshandig, blauwogig kind?

Slide 9 - Open question

10. Een plant met gele bloemen en pijlvormige bladeren wordt gekruist met een plant met witte bloemen en ovale bladeren. De F1-planten worden onderling bestoven. In de F2 komen 39 planten voor: 28 planten met gele bloemen en pijlvormige bladeren en 11 planten met witte bloemen en ovale bladeren.

a. Welk gen voor de bloemkleur is dominant? En welk gen voor de bladvorm?
b. Wat zijn de genotypen van de ouderplanten?

Slide 10 - Open question