ABS: voorbereiding mondeling

voorbereiding mondeling
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

voorbereiding mondeling

Slide 1 - Slide

Theorie
fictie / non-fictie
realistisch / niet-realistisch
tijd (chronologie, periode, verteltijd)
open of gesloten einde

Slide 2 - Slide

fictie en non-fictie
Fictie: verzonnen verhalen
Non-fictie: teksten over de werkelijkheid

Slide 3 - Slide

realistisch of niet........
Fictieve verhalen zijn altijd verzonnen. Het doel is vermaken / amuseren.

Realistisch: de mensen en de gebeurtenissen lijken op de werkelijkheid.
Niet-realistisch: de schrijver heeft een verhaal verzonnen met dingen die in de werkelijkheid niet kunnen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

TIJD
  • Wel/ niet chronologisch
  • Welke periode?
  • Hoe lang duurt het verhaal (vertelde tijd)

Slide 6 - Slide


Chronologische volgorde
&
Niet-chronologische volgorde

Slide 7 - Slide

Tijd
In welke periode speelt het verhaal zich af?
- taalgebruik
- gebeurtenissen
- gebruiksvoorwerpen

De uitgave zegt NIETS over de tijd!

Slide 8 - Slide

Vertelde tijd
Hoeveel tijd gaat er voorbij in het verhaal?

Slide 9 - Slide

EIND
  • OPEN EINDE - sommige zaken zijn nog niet opgelost. De lezer moet het einde zelf invullen (bv. een cliffhanger)

  • GESLOTEN EINDE - verhaalprobleem is opgelost

Slide 10 - Slide

Einde
Gesloten einde: het verhaalprobleem is opgelost. 

Open einde: sommige zaken zijn nog niet opgelost. Als lezer moet je zelf invullen hoe het verhaal verder zal gaan en wat er met de personages gaat gebeuren.

Slide 11 - Slide

fictie
non-fictie
tijdschriftartikel
gedicht
tekst op Wikipedia
journaal
toneelstuk
leesboek

Slide 12 - Drag question

Dit maakt een verhaal realistisch
Dit maakt een verhaal niet-realistisch
Mensen lijken echt in wat ze doen en zeggen.
De wereld waarin het verhaal zich afspeelt is verzonnen.
Er komen verzonnen wezens / fantasiefiguren voor.
Er komen mensen / plaatsen voor die echt hebben bestaan.
De gebeurtenissen zijn in werkelijkheid ook mogelijk.

Slide 13 - Drag question

Een schrijver vertelt met de gebeurtenissen mee.
A
Chronologisch
B
Niet- chronologisch

Slide 14 - Quiz

Wat lees jij liever? Leg je antwoord uit.
Open / gesloten
Happy / droevig

Slide 15 - Open question

Wat moet ik nog goed bestuderen?

fictie/ non-fictie/ realistisch/ niet-realistisch/ tijd/ruimte/einde

Slide 16 - Open question