Trappen van vergelijking

2.4 Taalbewustzijn

  • Aan het einde van deze les heb je de lesdoelen van de vorige les herhaald. 
  • Aan het einde van deze les kun je de trappen van vergelijking toepassen.  
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2.4 Taalbewustzijn

  • Aan het einde van deze les heb je de lesdoelen van de vorige les herhaald. 
  • Aan het einde van deze les kun je de trappen van vergelijking toepassen.  

Slide 1 - Slide

Welk symbool is het vraagteken
A
,
B
=
C
!
D
?

Slide 2 - Quiz

Herschrijf de zin precies, en zet de hoofdletter(s) en punt(en) op de goede plaats:
vorige week heeft ali met jayda samengewerkt

Slide 3 - Open question

Trappen van vergelijking
  • Je gebruikt de trappen van vergelijking als je twee of meer dingen met elkaar moet vergelijken.  
Trap 1: jouw auto is snel. (grondwoord)
Trap 2: mijn auto is sneller.
Trap 3: Max zijn auto is het snelst. 

Slide 4 - Slide

  • Je maakt de trappen door -er en -st achter het grondwoord te schrijven. 
- duur - duurder - duurst 
  • Soms moet je een woord aanpassen.

Slide 5 - Slide

Maak de trap van vergelijking van het woord:
goed
A
goed - goeder - goedst
B
goed - goedst - goeder
C
goed - beter - best

Slide 6 - Quiz

In welke trap staat dit woord:
fijnst
A
één
B
drie
C
twee
D
zes

Slide 7 - Quiz

Wat is de derde trap van:
oud
A
oudst
B
oud
C
ouder

Slide 8 - Quiz

Kies het woord dat in de tweede trap staat.
A
koud
B
koudst
C
kouder

Slide 9 - Quiz

Aan de slag!
  • Maak opdracht: 25, 26, 27 & 28

Slide 10 - Slide

Trap 1
Trap 2
Trap 3
Het grondwoord + 
-er
Het grondwoord + -st
Het grondwoord

Slide 11 - Drag question

Wat is de eerste trap van:
oudst?

Slide 12 - Open question

2.4 Taalbewustzijn

  • Aan het einde van deze les heb je de lesdoelen van de vorige les herhaald. 
  • Aan het einde van deze les kun je de trappen van vergelijking toepassen.  

Slide 13 - Slide