groep 7 thema 8 week 1

Taal actief groep 7
thema 8 week 1
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taal actief groep 7
thema 8 week 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De gebiedende wijs

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Gebiedende wijs

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Gebiedende wijs
  • De gebiedende wijs wordt gebruikt om bevelen, aansporingen of verzoeken uit te drukken.
  • De gebiedende wijs bestaat uit de ik-vorm.

    Ga nu naar huis!
    Maak je huiswerk!


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

                  Gebiedende wijs
Welke vervoegingsvorm heeft de gebiedende wijs?
Ik-vorm

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Gebiedende wijs
Gebiedende wijs= bevel​

> Er staat dan geen onderwerp in de zin​.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

de gebiedende wijs spel je als
A
een werkwoord in de 1e persoon
B
een werkwoord in de 2e persoon
C
een werkwoord in de 3e persoon
D
een werkwoord in het meervoud

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Gebiedende wijs
A
Bindt dit touw vast!
B
Bint dit touw vast!
C
Bind dit touw vast!

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Gebiedende wijs

A
Wordt niet boos!
B
Wort niet boos!
C
Wor niet boos!
D
Word niet boos!

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welke is de gebiedende wijs?
A
Ga naar huis
B
Jij gaat nu leren

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welke is de gebiedende wijs?
A
Iedereen moet aan het werk
B
eet smakelijk

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Een gebiedende wijs is:
A
u-vorm
B
hele werkwoord
C
hij-vorm
D
gebod of bevel

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de gebiedende wijs?
A
Wees eens rustig.
B
Morgen kom je om 8 uur op school.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

De gebiedende wijs heeft geen onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

... je niet! (verroeren) gebiedende wijs.


A
Verroert
B
Verroer
C
Verroeren
D
Verroerde

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Voornaamwoorden
persoonlijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoord
persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar een persoon, dier of ding zonder ze bij naam te noemen.

voorbeelden:
  • Ik werk bij een uitzendbureau.
  • De trap heeft tien tredes. Ik heb ze geteld.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Aanwijzend voornaamwoord
Aanwijzende voornaamwoorden geven precies aan wie of wat je bedoeld.

Voorbeelden:
  • Deze viool is van hout gemaakt.
  • hoeveel euro kost dit schilderij?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets of iemand is.

Voorbeelden:
  • Hij heeft zijn nieuwe jas aan.
  • Haar neef komt morgen op bezoek

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin?

De hond blaft als hij de deurbel hoort.

Slide 21 - Open question

persoonlijk voornaamwoord
Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin?

Ik kan deze middag niet afspreken, omdat ik dan tekenles heb.

Slide 22 - Open question

aanwijzend voornaamwoord
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?

De hele klas mag op ons feest komen.

Slide 23 - Open question

bezittelijk voornaamwoord
In deze zin staan 2 persoonlijke voornaamwoorden.

Sara heeft een probleem, maar ze lost het snel weer op.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen aanwijzend voornaamwoord?
A
Deze
B
Die
C
Daar
D
Dat

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Aan het werk!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions