This lesson contains 17 slides, with text slides.
Zorgen ervoor dat woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen.
Hoe doen ze dat?
Door signaalwoorden te gebruiken.
Aan een signaalwoord zie je dus met welk tekstverband je te maken hebt.
Er zijn verschillende tekstverbanden met eigen signaalwoorden. Herken je ze?
Een voorwaardelijk verband geeft aan onder welke voorwaarden iets gebeurt.
Signaalwoorden die daarbij horen:
- als - als ... dan - indien - tenzij - mits
- wanneer
- in het geval dat - mocht ... dan
- onder de volgende voorwaarden - op voorwaarde dat
VOORBEELD voorwaardelijk verband
'Als ik vandaag mijn kamer opruim, (dan) mag ik mee.'
Om mee te mogen, moet ik eerst mijn kamer opruimen.
Een redengevend verband geeft aan wáárom iemand iets doet of vindt.
Signaalwoorden die daarbij horen:
- want
- omdat
- daarom
- dus
VOORBEELD redengevend verband
'Ik had een slecht cijfer voor de toets van Rekenen, want ik had er niet goed voor geleerd.'
VOORBEELD oorzakelijk verband
'Ik trek een korte broek aan, doordat het warm is.'
VOORBEELD concluderend verband
'Kortom, het is belangrijk om te oefenen.'
Je komt tot deze conclusie op basis van het slechte cijfer op Rekenen.
Hoe komt dat nou? Je kijkt naar de feiten en telt deze op: