A5sp8 - Periode 3, Les 1 (PA4 H4 vervolg C) - GSE (31-01-2025)

Bienvenidos

Klascode lessonup A5sptl8: nalkd
1 / 40
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenidos

Klascode lessonup A5sptl8: nalkd

Slide 1 - Slide

El programa 
Info: leerdoelen, toetsen
Leer y hablar en español:
  • subjetivo / objetivo
  • repaso vocab C, lenguateca C
  • un partido de fútbol, ej. 29-30-31 
  • superabuela, ej.27
Tarea: info ‘El Periódico’ (p.103) 
Reflexión


Slide 2 - Slide

Metas (objetivos, doelen)
Je leert over Spaanse media, kunst en architectuur.
Mondelinge vaardigheid: 
  • Je leert gesprekken voeren op het terrein van kunst, architectuur, films en literatuur en kunt daarbij je mening uiten.  
Schrijfvaardigheid:  
  • Je leert objectieve en subjectieve nieuwsberichten en recensies te schrijven.
Grammatica en woordenschat:  
  • Je leert bij bovengenoemde thema's de benodigde woordenschat en uitdrukkingen. 
  • Je leert de verschillende werkwoordstijden beter herkennen (in leesteksten) en toepassen (mondeling en schriftelijk), met name de verleden tijden. 
  • Je herhaalt hoe je ser/estar/hay correct gebruikt. 

Slide 3 - Slide

INFO over toetsen
Informatie over de toetsen staat onderaan de studiewijzer -> check studiewijzer nieuwe layout.
Werkt een link op magister niet? Dan ga je zelf naar de studiewijzer op teams.

Tussentoets: Hoofdstuk 4 + aanvulling, 14 maart 2025

Toetsweek: Schrijftoets

Opdracht:
  • el periódico (opdracht tijdens de les)




Slide 4 - Slide

Repaso:
¿Qué expresion es objetiva?
A
Ayer Ajax ganó
B
En mi opinión no habían merecido la victoria
C
Fue un partido fenomenal
D
Creo que es el mejor equipo del mundo

Slide 5 - Quiz

Vocab C + Lenguateca C
Straks ga je iets vertellen over een voetbalwedstrijd die je op tv hebt gezien.
Hacer:  
  1. Vocab C (p.100): selecteer 4-6 woorden die je gaat gebruiken + noteer ze in je schrift.
  2. Lenguateca C (p.83): Selecteer 3 objectieve en 3 subjectieve uitdrukkingen die je gaat gebruiken + noteer ze in je schrift.

¿Terminado? 
Leer de woorden en uitdrukkingen uit je hoofd, 
zodanig dat je ze kunt reproduceren.

Slide 6 - Slide

'Un resumen del partido de fútbol'

¿Qué significa el título, y los subtítulos?

HACER ejercicio 29-30 (p.81)

¿Terminado? 
Contesta las preguntas  del ejercicio 31 en frases completas 
+ escríbelas en tu cuaderno.






timer
10:00

Slide 7 - Slide

'Un resumen del partido de ......'
Has visto un partido de deporte en la tele.
¡¡¡ El partido ha sido fantástico !!! 
Estás muy emocionado/a.
HACER: Habla en parejas sobre el partido, usando las preguntas del ejercicio 31 (p.83) + haz apuntes (aantekeningen) en tu cuaderno.
IMPORTANTE: herhaal de vraag in je antwoord!
                                                                                                         ¿Terminado? Cambia de papel (wissel van rol).






timer
6:00

Slide 8 - Slide

Superabuela
p.79
¿Es un texto objetivo o subjetivo?

HACER: Busca los verbos en pasado, ejercicio 27b (p.79)

Kijk naar de context van de werkwoorden en probeer bij ieder werkwoord te bedenken waarom een bepaalde verleden tijd wordt gebruikt.
robar = stelen
ladrón = dief
golpear = slaan, stoten

Slide 9 - Slide

Tarea: El periódico
  • Uitleg op p.103
  • Denk alvast na over onderwerpen voor je krant.
  • We maken de krantenberichten in de les. 
  • Rubrics schrijfvaardigheid.
  • Groepjes van 4 personen.
  • Klaar op 21 februari 2025

Slide 10 - Slide

Reflexión

Slide 11 - Slide

Welke woorden ken je voor een gesprek
over een sportwedstrijd?

Slide 12 - Mind map

Los deberes
Estudiar:  
herhalen hoofdstuk 4 vocab C (p.100-101) + Lenguateca C (p.83) 
lees de uitleg onderaan deze studiewijzer (leerdoelen materialen, toetsinfo e.d.) 

Hacer:  
hoofdstuk 4 oef 27, 29-31 (p.79 en verder) 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

comprobar ej. 11d + 28b
Ejercicio 11d
1 nació
2 tenía
3 decidió
4 participó
5 gustaba
6 quedó
7 era
8 llegó

Ejercicio 28b
1 había prometido
2 había hecho
3 habían preparado
4 había visto
5 había trabajado
6 había sido
7 se habían divorciado
8 habías oído
De overige antwoorden vind je op teams.

Slide 15 - Slide

Samengestelde zinnen / conectores
De politie arriveerde. De dief was al weg.
Toen de politie arriveerde, was de dief al weggegaan.
Cuando llegó la policía, el ladrón ya se había ido.

ESTUDIAR: gram. D (p.90-91)
HACER: ejercicio 40-41ab

Slide 16 - Slide

Noteer verschillende conectores + schrijf er Spaanse voorbeeldzinnen bij
(zie p.90-91).
Gebruik je tijd om een zolang mogelijke lijst te maken.
timer
2:00

Slide 17 - Open question

Welk onderdeel of welke opdracht in de les vond je het meest leerzaam?
Leg uit.

Slide 18 - Open question

1. Tip + top voor jezelf m.b.t grammatica indefinido/imperfecto/ pluscuamperfecto
2. Tip + top voor jezelf m.b.t. leesvaardigheid CSE

Slide 19 - Open question

En casa: escribir una reseña
Escribir / Hablar: ej 32-33 ‘un programa en la tele’

Escribir: Subtarea C ‘El testimonio de un accidente’ (= tevens voorbereiding schrijftoets periode 3)
  • gebruik hierbij lenguateca C (p.83)
  • gebruik de aanwijzigingen die ook vermeld staan bij de Tarea Escribir op p.103 + libro de referencia p.60 (foto’s mag je bij oef 32 en subtarea C weglaten) + rubrics
  • een voorbeeldartikel over een ander onderwerp vind je op p.81

Slide 20 - Slide

Herhaling - 
Gram: pluscuamperfecto 

Gram. C p. 79
Hacer: 28abc

¿Terminado? Extra oef: Hacer ej. 11de



Toen ik de tv aandeed, was het programma al begonnen.
        Cuando encendí (indef.) la tele, ya había comenzado (plusc.) el programa.
Toen ik naar buiten ging, had het geregend. 
        Cuando fui (indef.) afuera, había llovido (plusc.).

-> Het gaat om een gebeurtenis die voorafging aan een andere. 
Meestal vertaal je de pluscuamperfecto met 'had/hadden + voltooid deelwoord'. 

Slide 21 - Slide

Vocabulario C
ESTUDIAR:
Estudia 3 minutos
Cap. 4, Vocabulario C (libro 2 p.100-101)
timer
3:00

Slide 22 - Slide

GRAMÁTICO: Pluscuamperfecto 
Toen ik de tv aandeed, was het programma al begonnen.
        Cuando encendí (indef.) la tele, ya había comenzado (plusc.) el programa.
Toen ik naar buiten ging, had het geregend. 
        Cuando fui (indef.) afuera, había llovido (plusc.).

-> Het gaat om een gebeurtenis die voorafging aan een andere. 
Meestal vertaal je de pluscuamperfecto met 'had/hadden + voltooid deelwoord'. 

1. ESTUDIAR: H4, gramática  C, p.79
2. PRACTICAR: ej. 27 + 28ab





Slide 23 - Slide

¿Qué expresion(es) son objetivas?
A
Ayer Ajax ganó
B
En mi opinión no habían merecido la victoria
C
Fue un partido fenomenal
D
Creo que es el mejor equipo del mundo

Slide 24 - Quiz

Wat wordt bedoeld met 'pluscuamperfecto',
en hoe vervoeg je die?

Slide 25 - Open question

Wat vond je van deze les? 
Wat vond je goed, en wat kan beter? 
Beantwoord de vragen op de volgende slides.

Slide 26 - Slide

Wat vond je goed aan deze les?
Geef concrete voorbeelden.

Slide 27 - Open question

Kijk terug op deze les:
Wat kan beter?
Denk aan lesinhoud, vorm, werksfeer etc.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Welk onderdeel of welke opdracht in de les vond je het meest leerzaam?
Leg uit.

Slide 30 - Open question

Wat vond je van deze les? 
Wat vond je goed, en wat kan beter? 
Beantwoord de vragen op de volgende slides.

Slide 31 - Slide

Wat vond je goed aan deze les?
Geef concrete voorbeelden.

Slide 32 - Open question

Kijk terug op deze les:
Wat kan beter?
Denk aan lesinhoud, vorm, werksfeer etc.

Slide 33 - Open question

Hoe ga je te werk bij een scanvraag?
A
orienteren op de tekst, vraag lezen, bepalen wat je moet zoek de plek in de tekst, lees dat deel grondig
B
orienteren op de tekst, globaal lezen, vraag lezen en beantwoorden
C
de tekst grondig lezen, daarna de vraag lezen, dan zoeken naar het juiste antwoord
D
de vraag lezen, in de tekst zoeken naar de plek waar het antwoord staat, vraag beantwoorden

Slide 34 - Quiz

TEKST 9: Tussenkoppen plaatsen
Werkwijze: 
  • Orienteer je op de tekst.
  • Lees de tussenkoppen en zoek zonodig de vertaling op.
  • Ga naar de tekst en pas ELZA toe.
  • Plaats de koppen die je al weet.
  • Lees zonodig grondig.
  • Plaats de overige koppen. 

HACER: Texto 9 vraag 34. 
Noteer ook welke woorden je hebben geholpen naar je antwoord.
                                                                                                ¿Terminado? -> maak tekst 8 + 11

Slide 35 - Slide

De 'beweringen-vraag'
Bij dit vraagtype staan er enkele beweringen onder elkaar, meestal in het Nederlands.
Je moet aangeven of de bewering waar / niet waar is.

Voorbeeld: tekst 7, vraag 21.
Werkwijze: 
  • Lees eerst de beweringen. 
  • Ga daarna naar de tekst. Pas ELZA toe. 
  • Lees zonodig grondig.
  • Noteer per bewering  waar / niet waar.
Let op: een beweringen-vraag levert relatief weinig punten op.

Slide 36 - Slide

De open vraag
Bij een open vraag moet je zelf je antwoord formuleren, meestal in het Nederlands. 
Beantwoord EXACT wat wordt gevraagd. GEEN onnodige toevoegingen!!!!

Voorbeeld: tekst 7, vraag 26.
Werkwijze: 
  • Lees eerst de vraag.
  • Ga daarna naar de tekst. Pas ELZA toe. 
  • Lees zonodig grondig.
  • Formuleer je antwoord: Herhaal de vraag in je antwoord. Wees to the point.
  • Moet je citeren? Schrijf dan letterlijk over uit de tekst.


Slide 37 - Slide

TEKST 12: De scanvraag
Werkwijze: 
  • Orienteer je op de tekst.
  • Lees de tussenkoppen en zoek zonodig de vertaling op.
  • Ga naar de tekst en pas ELZA toe.
  • Plaats de koppen die je al weet.
  • Lees zonodig grondig.
  • Plaats de overige koppen. 

HACER: Texto 12 pregunta 39-40. Noteer ook welke woorden je hebben geholpen naar je antwoord.
        ¿Terminado? -> maak tekst 8, 11

Slide 38 - Slide

Gram B (p.64): verleden tijden achtergrond (imperf) vs. gebeurtenis (indef) 




Cap. 4:  ej.11abc(de) (oefenen met verleden tijden)

Slide 39 - Slide

Conclusievraag: hoe ga je te werk
A
globaal lezen > de vraag lezen > daarna de vraag beantwoorden
B
de vraag lezen en begrijpen > tekst grondig lezen en betekenis vaststellen > vraag beantwoorden
C
de vraag lezen en begrijpen > daarna zoekend lezen > de vraag beantwoorden
D
grondig lezen > daarna de vraag lezen en beantwoorden

Slide 40 - Quiz