VERLEDEN TIJDEN

1 / 20
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Gramática: presente perfecto, gustar

1. VER el vídeo (hasta 4.08)
2. ESTUDIAR: presente perfecto TB p.100 nr. 18
3. HACER: WB ejercicio 13cd (p.18-19)

¿Terminado? Hacer el ejercicio sobre 'gustar',  WB ejercicio 13e (p.19)

Slide 2 - Slide

DE VERLEDEN TIJDEN
Als je iets vertelt wat in het verleden ligt, gebruik je de verleden tijd. Het Spaans kent meerdere verleden tijden. Bestudeer de uitleg van twee verschillende verleden tijden. 
1. VER: Bekijk de filmpjes.
2. ESTUDIAR: Leer de uitleg lezen in Paso adelante hoofdstuk 2 bron I + TB. p.100-101, nrs. 18-19.
3. HACER: maak daarna H2 oefening 31cd + 32 (werkboek A p.81 en verder)



Presente perfecto
Pretérito indefinido

Slide 3 - Slide

HABLAR DEL PASADO, pretérito imperfecto
Als je iets vertelt wat achter je ligt, dan spreek je in de verleden tijd. Het Spaans kent meerdere verleden tijden. De presente perfecto en de pretérito indefinido ken je al.
Vandaag leer je een derde verleden tijd: de pretérito imperfecto. 

ESTUDIAR: 
Bestudeer de uitleg in Paso adelante 3, H3 bron D (TB p.34) en in het grammatica-overzicht (TB. p.101 nr. 20).
Bekijk ook het filmpje.

HACER: oef 13, 14ab  (WB A, p.114) 



Pretérito imperfecto

Slide 4 - Slide

Verleden tijden: perfecto - imperfecto - indefinido



EXPLICACIÓN: 
1. powerpoint 1 (perfecto - indefinido - imperfecto)
2. powerpoint 2 (indefinido - imperfecto) 


Libro de referencia nr. 11 (op pagina 18-19)


Slide 5 - Slide

Practicar los verbos (conjugaciones)
Je oefent nu online met:
  • regelmatige ww: kies uit vocab BCD en uit de groene grammaticablokken
  • onregelmatige ww: ser, estar, tener, ir, ver, hacer
  • wederkerende ww: kies uit vocab BCD en uit de groene grammaticablokken

Ga naar Verbuga.
Links: klik de werkwoorden aan die je gaat oefenen
Rechts: klik aan perfecto, indefinido, imperfecto, presente de subjuntivo

Slide 6 - Slide

Pluscuamperfecto 
Toen ik de tv aandeed, was het programma al begonnen.
        Cuando encendí (indef.) la tele, ya había comenzado (plusc.) el programa.
Toen ik naar buiten ging, had het geregend. 
        Cuando fui (indef.) afuera, había llovido (plusc.).

-> Meestal vertaal je de pluscuamperfecto met 'had/hadden + voltooid deelwoord'. 

1. ESTUDIAR: H4, gramática  C, p.79
2. PRACTICAR: ej. 27 + 28abc
¿Terminado? Hacer ej. 11de





Slide 7 - Slide

DE VERLEDEN TIJDEN
Als je iets vertelt wat in het verleden ligt, gebruik je de verleden tijd. Het Spaans kent meerdere verleden tijden. Bestudeer de uitleg van drie verschillende verleden tijden. 
1. VER: Bekijk de filmpjes
2. LIBRO DE REFERENCIA: de vervoegingen vind je in libro de referencia nr. 1-2-3, het gebruik van de tijden vind je onder andere in nr. 11






Presente perfecto
Pretérito indefinido
Pretérito imperfecto

Slide 8 - Slide

Perfecto - imperfecto - indefinido (15m)



EXPLICACIÓN: 
1. powerpoint 1 (perfecto - indefinido - imperfecto)
2. powerpoint 2 (indefinido - imperfecto) 
3. Libro de referencia nr. 11 (gebruik van de tijden) 

  • Klik links 6 regelmatige werkwoorden aan, varieer met -ar, -er, -ir.
  • Klik rechts een verleden tijd aan: oefen eerst alleen de indefinido, daarna alleen de imperfecto, daarna alleen de perfecto. 
  • Lukt dit? Daarna de 3 verleden tijden allemaal tegelijk aanvinken en oefenen.
Meer uitleg over het gebruik van de tijden vind je op de volgende slides.

Slide 9 - Slide

Pluscuamperfecto 
Toen ik de tv aandeed, was het programma al begonnen.
        Cuando encendí (indef.) la tele, ya había comenzado (plusc.) el programa.
Toen ik naar buiten ging, had het geregend. 
        Cuando fui (indef.) afuera, había llovido (plusc.).

-> Meestal vertaal je de pluscuamperfecto met 'had/hadden + voltooid deelwoord'. 

1. ESTUDIAR: H4, gramática  C, p.79
2. PRACTICAR: ej. 27 + 28abc
¿Terminado? Hacer ej. 11de





Slide 10 - Slide

Wanner gebruik je deze tijden?
INDEFINIDO
IMPERFECTO
PERFECTO
je gebruikt deze tijd voor gebeurtenissen op een concreet moment in het verleden die je als afgesloten beschouwt.
je gebruikt deze tijd voor handelingen in het verleden die nog steeds in verbinding staan met het heden.
Je gebruikt deze tijd voor gebeurtenissen die aan de gang waren in het verleden; voor gewoonten in het verleden; voor oorzaken en voor beschrijvingen.

Slide 11 - Drag question

Wat is een signaalwoord van de perfecto?
A
ayer
B
en 2011
C
este mes
D
las vacaciones pasadas

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van de perfecto?
A
trabajo
B
he trabajado
C
trabajé
D
estoy trabajando

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord duidt NIET op een imperfecto?
A
siempre
B
en abril
C
normalmente
D
todos los días

Slide 14 - Quiz

Wat zijn de uitgangen van de imperfecto?

Slide 15 - Open question

Vervoeg in de imperfecto:
hij zag
A
vio
B
ver
C
veía
D
vería

Slide 16 - Quiz

Wat is een signaalwoord van de indefinido?
A
anoche
B
esta noche
C
ya
D
todavía no

Slide 17 - Quiz

Vervoeg in de indefinido: Ik ging
A
fue
B
vi
C
fui
D
voy

Slide 18 - Quiz

Salvador Dalí .......... en 1904.
A
has nacido
B
nacía
C
nació
D
nací

Slide 19 - Quiz

Porque .......... todo el día, no ......... al parque.
A
llovió - íbamos
B
ha llovido, íbamos
C
llovió - fuimos
D
llovía - fuimos

Slide 20 - Quiz