Belastingen zijn de belangrijkste bron van inkomsten voor de overheid. Om te bepalen hoeveel belasting je moet betalen, gelden drie belastingbeginselen
Draagkrachtbeginsel (sterkste schouders dragen de zwaarste lasten)
Profijtbeginsel (je betaalt meer als je ergens meer gebruik van maakt)
Solidariteitsbeginsel (belastingbetaler ondersteunt de zwakkeren)
Slide 7 - Slide
Collectieve lastendruk
Alle belastingen & Sociale premies samen noemen we collectieve lasten.
Berekening: Collectieve lasten/BBP * 100.
Hogere CLD = grotere overheid.
Slide 8 - Slide
gevolgen kostprijsverhogende belasting (btw)
Slide 9 - Slide
Gevolgen accijnzen
Slide 10 - Slide
progressieve inkomsten belastingen
hoe hoger je inkomen wordt hoe meer relatief in % je belasting betaald
Slide 11 - Slide
Inkomstenbelastingen
Boxenstelsel
Box 1: inkomen uit werk ( en woning )
Box 2: investeringen ( BV, NV )
Box 3: inkomen uit vermogen
Slide 12 - Slide
BOX 1
Slide 13 - Slide
Het schijvenstelsel
Slide 14 - Slide
Belasting Box 3
Slide 15 - Slide
Belastingtarieven
Gemiddeld belasting % =
Belasting : Bruto inkomen X 100
Marginaal tarief =
Hoeveel % betaal je over je laatst verdiende euro belasting?
Slide 16 - Slide
samen maken
10.9
Slide 17 - Slide
in de les maken
10.7/10.8/10.10/10.11/10.12
Slide 18 - Slide
collectieve uitgaven
Slide 19 - Slide
Uitgaven overheid
<-- vb. 'overdrachtsuitgaven':
géén tegenprestatie
vb. 'overheidsbestedingen' (consumptie en investeringen): wél tegenprestatie
inzet productiefactoren
<--
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
EU EMU
Slide 22 - Slide
Groei & Stabiliteitspact (EMU)
Regels over begroting, aan de hand van percentages van het BBP
Jaarlijks tekort (EMU-saldo) kleiner dan 3% van BBP