Lezen 3 Compaen

Lezen 3 - T2
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lezen 3 - T2

Slide 1 - Slide

Er is één goed antwoord. Met verwijswoorden kun je verwijzen naar:
A
Zinnen en alinea's
B
Personen en dingen
C
Tekstgeraamte en tekstniveau
D
Signaal- en verwijswoorden

Slide 2 - Quiz

Signaalwoorden leggen verbanden tussen:
A
Verhalen en boeken
B
Hoofdletters en kleine letters
C
Zinnen en alinea's
D
Titel en tussenkopjes

Slide 3 - Quiz

De man zat op zijn fiets. Hij was enorm snel. Waar verwijst 'Hij' naar?
A
De man
B
zat
C
op
D
zijn fiets

Slide 4 - Quiz

De docenten en hun leerlingen Fatma en Jorrit zwaaiden naar de buschauffeur.
Waar verwijst 'hun' naar?
A
Fatma
B
Jorrit
C
De docenten
D
de buschauffeur

Slide 5 - Quiz

Leerlingen namen een filmpje op in de aula van school. Daar was het echter verboden om te filmen.
Waar verwijst 'Daar' naar?
A
Leerlingen
B
filmpje
C
de aula van school
D
namen

Slide 6 - Quiz

Welke vier leestypen worden er beschreven in Blink?

Slide 7 - Open question

Door wat voor soort woorden worden er verbanden gelegd tussen zinnen en alinea's?

Slide 8 - Open question

Onder welke leesstrategie valt het kijken naar het tekstgeraamte?

Slide 9 - Open question

Welke drie strategieën worden beschreven in Les 4?

Slide 10 - Open question

Welk leestype houdt de grote lijn in de gaten?

Slide 11 - Open question

Welke zeven voorbeelden van signaalwoorden geeft Blink op bladzijde 37?

Slide 12 - Open question

Tekstgeraamte
Zinnen en alinea's
personen en dingen
Met signaalwoorden kun je verbanden leggen tussen:
Met verwijswoorden kun je verwijzen naar:
Als je van een tekst alleen de afbeeldingen, titel en tussenkopjes, de bron etc. ziet, wat ligt er dan voor je?

Slide 13 - Drag question

Zet de tussenkopjes in de goede volgorde:
1
2
3
4
Waar bestaat zaad uit?
Van plant naar zaad
Zaden
Van zaad tot plant

Slide 14 - Drag question

Ik vond dit nuttig:
Eens
Ik weet het niet
Oneens

Slide 15 - Poll

Ik ben blij dat het bijna weekend is:
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll