Cursus 5 Grammatica, samengestelde zinnen - 2BK

Welkom

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
  • Bieb bezoek
  • Planning bespreken
  • Lezen in leesboek
  • Aan het werk
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

32
Planning
Cursus 5 Grammatica - Zinsdelen
2B
  • herhaling leerjaar 1
  • par. 4 ww. gezegde
  • par. 6 Samengestelde zinnen
  • par. 8 Mixopdrachten
  • herhalen en oefenen
  • Toets
2K
  • herhaling leerjaar 1
  • par. 4 ww. gezegde van 2B
  • par. 4 Samengestelde zinnen
  • par. 6 Lijdend voorwerp
  • par. 8 Mixopdrachten
  • herhalen en oefenen
  • toets

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Stillezen
We beginnen met stillezen.
timer
10:00
S
T
I
L

L
E
Z
E
N

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk bespreken
Opdracht 1 t/m 5, blz. 204 en 205

Leerdoelen:
- Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp van een zin benoemen.
- Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin benoemen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Herhalen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je in de afgelopen lessen geleerd?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

Waar denk je aan? 
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Wie of wat + persoonsvorm
Dit vind je met de vraagproef of tijdproef
Alle werkwoorden in een zin

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Het werkwoordelijk gezegde staat in een zin altijd bij elkaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het werkwoordelijke gezegde van deze zin?

De leerlingen zaten allemaal gezellig te kletsen.
A
zaten
B
zaten gezellig te kletsen
C
zaten te kletsen
D
zaten kletsen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Jacob is zijn gymkleding vergeten op school.

Uit hoeveel werkwoorden bestaat het werkwoordelijk gezegde?
A
1
B
2
C
3
D
3

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Mijn oma werkt in het weekend graag in haar moestuin.

Uit hoeveel werkwoorden bestaat het werkwoordelijk gezegde?
A
1
B
2
C
3
D
3

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Het werkwoordelijk gezegde kan uit 1 werkwoord bestaan.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Voeg het werkwoord 'hebben' in de t.t. toe aan deze zin:

Ik koop een gebakken visje op de markt.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Samengestelde zinnen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen:
Ik kan samengestelde zinnen herkennen.

In een samengestelde zin kan ik de persoonsvormen benoemen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Waarom maak je samengestelde zinnen?
  • Samengestelde zinnen maken een tekst beter en prettiger leesbaar. 
  • Samengestelde zinnen brengen samenhang in een tekst. 



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Link

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZINNEN

Wanneer je van twee korte zinnen één lang zin maakt,

dan noem je die zin een samengestelde zin.


VOORBEELD:

Ik loop naar de bakker.       Ik koop een brood.


Ik loop naar de bakker en ik koop een brood.



Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZINNEN

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met twee persoonsvormen noem je

samengestelde zinnen. 


Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.

In samengestelde zinnen staan dus ook twee onderwerpen.



Slide 21 - Slide

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZINNEN
Door de zin in een andere tijd te zetten, kun je erachter komen welke werkwoorden de persoonsvormen zijn en welke niet. 

Ik ga lopend naar school, want mijn fiets is kapot.

Ik ging lopend naar school, want mijn fiets was stuk

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZINNEN

Met een voegwoord, zoals en, maar, omdat  of want, kun je van twee korte zinnen een samengestelde zin maken:


VOORBEELD:

Kim leest een boek.      Rick leest een stripverhaal.


Kim leest een boek, maar Rick leest een stripverhaal.



Slide 23 - Slide

This item has no instructions

SAMENGESTELDE ZINNEN

Soms verandert de volgorde van de woorden in het tweede deel van de zin:


VOORBEELD:

Giel zit op basketbal.       Hij houdt van sporten.


Gielt zit op basketbal, omdat hij van sporten houdt.



Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn kenmerken van samengestelde zinnen? 2 antwoorden zijn goed!
A
heeft meer dan 1 persoonsvorm
B
je kunt de zin niet vragend maken
C
staat altijd in de verleden tijd
D
heeft meer dan 1 onderwerp

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kom je erachter wat de pv's zijn in een samengestelde zin?
A
Ik maak de zin vragend.
B
Alle werkwoorden opschrijven.
C
Ik zet de zin in de verleden tijd.
D
Ik hak de zin in stukjes.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de pv's?
Ik heb uren liggen lezen, maar mijn boek is nog steeds niet uit.
A
ik, mijn boek
B
heb, is
C
heb, lezen
D
lezen, is

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de pv's in deze zin en wat is het voegwoord?
Lisa stopte 10 euro in haar portemonnee en ze besloot niet meer geld uit te geven.
A
pv: stopte, geven voegwoord: en
B
pv: stopte, besloot voegwoord: ze
C
pv: stopte, besloot voegwoord: meer
D
pv: stopte, besloot voegwoord: en

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Aan het werk
Kinderen die met B werken:
- maak op blz. 208 en 209 opdracht 1 t/m 5.

Kinderen die met K werken:
- maak op blz. 208 en 209 opdracht 1 t/m 4

Klaar? -> Ga online 'trainen'. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
check

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
- Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp van een zin benoemen.
- Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin benoemen.
- Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
- Ik kan de persoonsvormen in samengestelde zinnen benoemen.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Hoe zou je scoren als je nu een toets moest maken?
0100

Slide 32 - Poll

This item has no instructions

Wat ga je komende week doen, zodat je de leerdoelen beheerst?

Slide 33 - Mind map

This item has no instructions

TOT SNEL!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions