RFEG4 B1 vrijdagochtend

Les Nederlands RFEG4
23-02-2023
Weekverslag
Journaal in makkelijke taal
Herhalen voegwoorden 'want' en 'omdat'
Hoofdzin, bijzin, voegwoorden,
Tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid verleden tijd
Voorzetsels, positieverba, objecten

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Les Nederlands RFEG4
23-02-2023
Weekverslag
Journaal in makkelijke taal
Herhalen voegwoorden 'want' en 'omdat'
Hoofdzin, bijzin, voegwoorden,
Tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid verleden tijd
Voorzetsels, positieverba, objecten

Slide 1 - Slide

Weekverslag
Vertel iets over wat je de afgelopen week gedaan hebt

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Wat is waar?
A
Roald Dahl is een schrijver van kinderboeken
B
Er zijn honderden boeken van Roald Dahl aangepast

Slide 4 - Quiz

de boeken van Roald Dahl ..
A
in de Engelse taal worden aangepast
B
in de Nederlandse taal worden aangepast

Slide 5 - Quiz

De boeken van Roald Dahl worden ...
A
in Engeland niet meer gelezen
B
in Nederland niet meer gelezen
C
nog steeds veel gelezen
D
vooral door ouderen gelezen

Slide 6 - Quiz

De woorden in de boeken worden ..
A
verwijderd
B
aangepast
C
verdwenen
D
toegevoegd

Slide 7 - Quiz

Waarom worden de woorden in de boeken aangepast?

Slide 8 - Open question

Het woord 'dik' wordt veranderd in ..
A
groot
B
rond
C
enorm

Slide 9 - Quiz

het woord lelijk wordt ..
A
ook aangepast
B
veranderd in 'stom'
C
wordt niet meer gebruikt om mensen te beschrijven

Slide 10 - Quiz

Het wordt 'mannetjes' ..
A
wordt niet meer gebruikt omdat niet iedereen zich een man of een vrouw voelt
B
wordt als ander woord voor 'kinderen' gebruikt
C
wordt veranderd in 'mannen'
D
wordt veranderd in 'vrouwen'

Slide 11 - Quiz

Wat is waar?
A
Uitgevers willen niet dat mensen zich gekwetst voelen door wat er geschreven wordt
B
Uitgevers willen mensen kwetsen door iets in een boek te schrijven

Slide 12 - Quiz

Volgens Anna Woltz zijn uitgevers ..
A
bang voor Social Media
B
blij met Social Media
C
bang voor boze reacties van lezers

Slide 13 - Quiz

Anna Woltz vindt het ..
A
fijn dat haar boeken worden aangepast
B
heeft het liever niet dat haar boeken worden aangepast
C
vind het niet erg dat haar boeken worden aangepast

Slide 14 - Quiz

Wat is waar?
A
Anna Woltz vindt dat de boeken van Roald Dahl uit de winkel moeten worden gehaald
B
Anna Woltz vindt dat Roald Dahl zelf moet kunnen beslissen of zijn boeken mogen worden veranderd

Slide 15 - Quiz

Waarom kan Roald Dahl niet zelf beslissen of zijn boeken mogen worden aangepast?

Slide 16 - Open question

Het eerste meisje vind dat de woorden 'het lelijke gezicht' ..
A
mogen blijven staan
B
aangepast moeten worden

Slide 17 - Quiz

het tweede meisje vindt ..
A
dat we best mensen mogen beledigen
B
dat we zo min mogelijk mensen moeten beledigen

Slide 18 - Quiz

het jongetje ..
A
snapt het boek niet
B
hoort iets anders dan de meisjes
C
vindt dat er niets moet worden aangepast
D
snapt wel dat een woord wordt aangepast maar vindt ook dat het bij het boek hoort

Slide 19 - Quiz

De boeken van Roald Dahl in Nederland ..
A
worden binnen kort ook aangepast
B
worden in de toekomst aangepast
C
worden nog niet aangepast
D
worden nog niet aangepast, maar het is zeker dat dat in de toekomst wel gaat gebeuren

Slide 20 - Quiz

Beschrijf jezelf
Ik kom uit ..
Ik woon in ..
Ik leer Nederlands, omdat ..
Ik leer Nederlands, want ..

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Voegwoorden tussen 2 hoofdzinnen
en,
maar
want
of
dus

Slide 23 - Slide

Oefening A: In tweetallen (zie ook p. 89)
Cursist A: Bedenk een hoofdzin, bijvoorbeeld: 
Peter woont in Amsterdam, ..
Cursist B: bedenk een andere hoofdzin die daarop aansluit,  bijvoorbeeld: .. en hij werkt daar ook.
Gebruik de voegwoorden: en, of, maar, want, dus

Slide 24 - Slide

Voegwoorden tussen een hoofdzinnen en een bijzin
omdat
dat
als
wanneer
hoewel
voordat
nadat

Slide 25 - Slide

Oefening B: In tweetallen
Cursist A: Bedenk een hoofdzin, bijvoorbeeld: 
Ik wil een auto kopen, ..
Cursist B: bedenk een andere bijzin die daarop aansluit,  bijvoorbeeld: .. omdat ik op vakantie wil
Gebruik het voegwoordomdat, dat, als, wanneer, hoewel, voordat, nadat

Slide 26 - Slide

Pagina 90 - opdracht 6 (en 7)
Maak deze opdrachten individueel

Slide 27 - Slide

Verleden tijd, voltooide tijd, voltooid verleden tijd
ik doe (tegenwoordige tijd)
ik deed (verleden tijd)
ik heb gedaan (voltooide tijd)
ik had gedaan (voltooid verleden tijd) (Grammatica p. 91)
 

Slide 28 - Slide

voltooid verleden tijd met voegwoord 'nadat' (p. 92)

Nadat ik mijn rijbewijs had gekregen, kocht ik een auto.

Maak opdracht 8 en 9 (Grammatica)(p. 92)
 

Slide 29 - Slide

Welke voegwoorden ken je tussen twee hoofdzinnen?

Slide 30 - Mind map

Welke voegwoorden ken je tussen een hoofdzin en een bijzin?

Slide 31 - Mind map

Slide 32 - Video

Huiswerk (p. 110 tm 114)
Opdracht 23 A en B (voorzetsels)
Opdracht 24 (positieverba)
Opdracht 25  (beschrijven/objecten)

Slide 33 - Slide