Oefentoets 4.1

Wat zijn micro-organismen?
A
Dieren, schimmels en bacteriën
B
Planten, schimmels en bacteriën
C
Schimmels en bacteriën
D
Planten, dieren, schimmels en bacteriën
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat zijn micro-organismen?
A
Dieren, schimmels en bacteriën
B
Planten, schimmels en bacteriën
C
Schimmels en bacteriën
D
Planten, dieren, schimmels en bacteriën

Slide 1 - Quiz

Welke organismen zorgen voor het omzetten van melk in yoghurt?
A
Dieren
B
Planten
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 2 - Quiz

Wat kan NIET gemaakt worden met behulp van schimmels?
A
Brood
B
Bier
C
Wijn
D
Zuurkool

Slide 3 - Quiz

Door welke conserveringsmanier gaan micro-organismen dood?
A
Invriezen
B
Steriliseren
C
Drogen
D
Suiker toevoegen

Slide 4 - Quiz

Waarom kunnen micro-organismen niet leven in voedsel wat gedroogd is?
A
Te weinig water
B
Te weinig koolstofdioxide
C
Te weinig glucose
D
Te weinig zuurstof

Slide 5 - Quiz

Bij welke conserveringsmanier gaan de meeste micro-organismen dood?
A
Pasteuriseren
B
Steriliseren
C
Drogen
D
Vacuüm verpakken

Slide 6 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van een additief?
A
Kleurstoffen
B
Smaakstoffen
C
Geurstoffen
D
Plastic verpakking

Slide 7 - Quiz

Wat is conserveren?
A
Voedsel maken
B
Voedsel verpakken
C
Voedsel langer houdbaar maken
D
Additieven toevoegen aan voedsel

Slide 8 - Quiz

Als iets vacuüm verpakt is, waarom kunnen daar geen micro-organismen in leven?
A
Te weinig water
B
Te weinig koolstofdioxide
C
Te weinig glucose
D
Te weinig zuurstof

Slide 9 - Quiz

Waarom hebben micro-organismen zuurstof nodig om te overleven?
A
Voor fotosynthese
B
Voor verbranding
C
Als voedingsstof
D
Om te kunnen ademhalen

Slide 10 - Quiz

Waarom hebben micro-organismen water nodig om te overleven?
A
Voor fotosynthese
B
Voor verbranding
C
Als voedingsstof
D
Om stevigheid te geven aan cellen

Slide 11 - Quiz

Waar zorgen additieven NIET voor?
A
Lekkere smaak en geur
B
Conserveren van producten
C
Toevoegen van micro-organismen
D
Doden van micro-organismen

Slide 12 - Quiz

Wat is een gist?
A
Schimmel
B
Bacterie
C
Dier
D
Plant

Slide 13 - Quiz

Wat is GEEN functie van schimmels en bacteriën?
A
Voedselproductie
B
Afbreken dode organismen
C
Fotosynthese
D
Voedsel bederven

Slide 14 - Quiz

Waarom gaan micro-organismen dood door pasteuriseren en steriliseren?
A
Het is te zuur voor de micro-organismen
B
Door de hoge temperatuur gaan de enzymen in de micro-organismen kapot
C
Door de lage temperatuur bevriezen de micro-organismen
D
Het is te droog voor micro-organismen

Slide 15 - Quiz

Wat zijn enzymen?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Vezels

Slide 16 - Quiz

Bij welke waarde in een optimumkromme geeft de hoogste enzymactiviteit aan?
A
Minimum
B
Maximum
C
Optimum
D
Top

Slide 17 - Quiz

Waar is enzymactiviteit van afhankelijk?
A
Alleen temperatuur
B
Alleen de pH
C
Zowel temperatuur als pH
D
Enzymen werken altijd

Slide 18 - Quiz

Wat is ONJUIST?
A
Enzymen versnellen reacties
B
Bij een temperatuur hoger dan het maximum werkt een enzym extra hard
C
Bij een pH lager dan het minimum stopt een enzym met werken
D
Bij de optimumwaarde is de enzymactiviteit het hoogst

Slide 19 - Quiz

Wat is GEEN stofwisselingsproces?
A
Fotosynthese
B
Verbranding
C
Assimilatie
D
Niezen

Slide 20 - Quiz