Duits: bijvoeglijke naamwoorden

Guten Tag
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Guten Tag

Slide 1 - Slide

Programm
In deze les leer je iets over Duitse bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 2 - Slide

Doel
Aan het eind van deze les:
- ken je een aantal Duitse bijvoeglijke naamwoorden,
- kun je op basis van een gegeven beschrijving een bijvoeglijk naamwoord raden,
- kun je zelfstandig een zin maken waarin je en bijvoeglijk naamwoord verwerkt.

Slide 3 - Slide

Instructie
Bijvoeglijke naamwoorden zeggen iets over zelfstandige naamwoorden. 
Zelfstandige naamwoorden zijn mensen, beroepen, dieren, namen van plaatsen/ steden/landen, merken, rivieren/zeeën en in het Duits nog een aantal andere woorden.
'Een aardige student'. 
'Een dure computer'. 

Slide 4 - Slide

Ze geven dingen dus extra betekenis.
Het is het makkelijkst om deze bijvoeglijke naamwoorden in koppeltjes te leren. 
Dit doen we d.m.v. tegenstellingen.

Slide 5 - Slide

Tegenstellingen

Slide 6 - Mind map

Opdracht
Jullie krijgen een document met daarin allerlei Duitse tegenstellingen/ bijvoeglijke naamwoorden.
Neem deze door en open vervolgens de link in de volgende slide.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Zoek op internet (via www.mijnwoordenboek.nl) Duitse tegenstellingen die nog niet genoemd zijn.

Slide 9 - Open question

Opdracht
Jullie krijgen zo een aantal Duitse beschrijvingen te horen.
Jullie moeten op basis van de beschrijvingen raden welk kenmerk (bijvoeglijke naamwoord) bedoeld wordt. Dit kenmerk noteer je vervolgens in het Duits. 

Slide 10 - Slide

Frage 1:

Slide 11 - Open question

Frage 2:

Slide 12 - Open question

Frage 3:

Slide 13 - Open question

Frage 4:

Slide 14 - Open question

Frage 5:

Slide 15 - Open question

Frage 6:

Slide 16 - Open question

Frage 7:

Slide 17 - Open question

Maak nu een zelf een zin met de volgende componenten:
Pers. vnw, werkwoord, bijv. naamwoord, zelfstandig naamwoord.

Slide 18 - Open question