This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Leesvaardigheid
Slide 1 - Slide
Tekstdoel
Tekstsoort
Tekstvorm
activeren
amuseren
amuserende tekst
activerende tekst
informatieve tekst
informeren
overtuigen
betogende tekst
krantenartikel
klachtenbrief
advertentie
Slide 2 - Drag question
Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1:
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is.
Situatie 2:
Voor humanities/aardrijkskunde moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op een internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3:
Je hebt morgen een toets over fotosynthese. Je leest de tekst in je biologieboek.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoekt de website van het pretpark.
Globaal lezen
Verkennend lezen
Zoekend lezen
Nauwkeurig lezen
Slide 3 - Drag question
Sleep de uitleg naar het juiste tekstdoel:
informeren
uitleg geven
overtuigen
overhalen
amuseren
De schrijver wil....
Tekstdoel
je nieuwe kennis geven
je leren iets te doen
je iets laten vinden (mening)
je iets laten doen
je vermaken
Slide 4 - Drag question
Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort? Sleep de tekstsoorten naar de juiste tekstdoelen.
overhalen
amuseren
informeren
overtuigen
uitleg geven
gebruiksaanwijzing
recensie
reclamefolder
roman
Slide 5 - Drag question
Welke tekstvorm hoort bij het gegeven tekstdoel?
overhalen
amuseren
informeren
uitleg geven
Slide 6 - Drag question
Sleep de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
tekstdoel informeren
tekstdoel overtuigen
tekstdoel amuseren
tekstdoel overhalen
tekstdoel uitleg geven
een nieuwsbericht over een schietpartij
recensie over mijn gelezen boek
de Donald Duck
een oproep op een website om minder zuivel te consumeren
spelhandleiding van UNO
Slide 7 - Drag question
Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Overtuigen
Informeren
uitleg geven
Slide 8 - Drag question
Oriënterend lezen
Globaal lezen
Zoekend lezen
Doel: Onderwerp bepalen
Doel: Vinden hoofdzaken
Stap 1: Tekst bekijken
Stap 2: Lees de eerste alinea
Stap 2: Lees de eerste en laatste zin van alle alinea's
Stap 1: Lees de eerste en laatste alinea
Doel: Specifieke informatie vinden
Stap 1: Lees de titel en tussenkopjes
Stap 2: Lees de anders gedrukte woorden en let op opvallende tekens
Slide 9 - Drag question
opsommend
tijdsvolgorde
tegenstellend
uitleggend
redengevend
concluderend
vergelijkend
Onze familie houdt zowel van hockey als van hardlopen.
Op zondag gaan we altijd hockeyen, nadat we vijf kilometer hebben gerend.
Mijn zus Diana hockeyt bij UVC, maar ze wordt nooit opgesteld.
Meisjes zoals Diana blijven toch positief.
Oom Ger doet nooit mee, hij leest namelijk liever
Walter rookt altijd onder het hardlopen, hij leeft dus niet erg gezond.
Slide 10 - Drag question
Sleep elk signaalwoord naar het juiste verband.
Opsommend
Tegenstellend
Tijdsvolgorde
Oorzaak-gevolg
Concluderend
samenvattend
vervolgens
omdat
maar
ook
dus
kortom
Slide 11 - Drag question
opsommend
tijdsvolgorde
tegenstellend
uitleggend
oorzaak/gevolg
concluderend
samenvattend
Onze familie houdt zowel van hockey als van hardlopen.
Op zondag gaan we altijd hockeyen, nadat we vijf kilometer hebben gerend.
Mijn zus Diana hockeyt bij UVC, maar ze wordt nooit opgesteld.
Meisjes zoals Diana blijven toch positief.
Het regent buiten en daardoor gaat de training niet door.
Walter rookt altijd onder het hardlopen, hij leeft dus niet erg gezond.
Deze situatie is kortom onveilig voor iedereen ter wereld.
Slide 12 - Drag question
Uitleggend
Concluderend
Redengevend
Opsommend
Tijdsvolgorde
Tegenstellend
Vergelijkend
ten slotte
zodra
zoals
daarom
dus
voordat
echter
net als
namelijk
verder
ten eerste
evenals
Slide 13 - Drag question
Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
om ... te
maar
verder
zo
uitspraak-tegenstelling
uitspraak-opsomming
middel-doel
uitspraak-voorbeeld
Slide 14 - Drag question
Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
daardoor
doordat
want
hetzelfde als
oorzaak-gevolg
uitspraak-vergelijking
uitspraak-reden
Slide 15 - Drag question
Bijzaken
Hoofdzaken
Kerzinnen
Toelichting
Voorbeelden
De belangrijkste zinnen van de alinea's.
Vormen samen de samenvatting van de tekst.
Minder belangrijke zaken
Slide 16 - Drag question
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor conclusie?
A
Kortom
B
Ten slotte
C
maar
D
dus
Slide 17 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een samenvatting?
A
namelijk
B
ten slotte
C
kortom
D
eerst
Slide 18 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor argument?
A
omdat
B
zoals
C
en
D
maar
Slide 19 - Quiz
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan
Slide 20 - Quiz
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen
Slide 21 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
tenslotte
C
tegenover
D
zoals
Slide 22 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch
Slide 23 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar
Slide 24 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo
Slide 25 - Quiz
Feit
Mening
Ik vind dat in Nederland veel heuvels voorkomen.
Limburg heeft heuvels, Groningen is helemaal vlak.
Een fluohesje dragen in het verkeer is veilig.
Een bezoek aan een museum is altijd boeiend.
Wat een prachtig doelpunt!
Jeroen zegt dat Nederlands een ontzettend saai vak is.