H3 NK PTO 2 Wiederholung 2

Willkommen Havo 3
Woche 10 - Stunde 2
PTO 2 Wiederholung
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Willkommen Havo 3
Woche 10 - Stunde 2
PTO 2 Wiederholung

Slide 1 - Slide

Check-in
  1. Ga op je plaats zitten.
  2. Leg je spullen op tafel.
  3. Pak je mobiel in het zakkie en doe het in je rugzak/tas.
  4. Wacht rustig tot de les begint.

Slide 2 - Slide

Heute
Am Ende dieser Stunde ...
  • ... kan ik de 3e naamval gebruiken.
  • ... kan ik de werkwoorden können, müssen, dürfen, wollen en wissen in de verleden tijd gebruiken.

Slide 3 - Slide

Agenda
  1. Terugblik PTO 2
  2. Profielboekjes (gestuurd via Magister)
  3. Profielkeuzeformulier invullen 
PTO 2: Leerstof
Kapitel 2
  • Lernliste N-D, Seite 88
  • Grammatik A+B, Seite 90
  • Sprachmittel, Seite 91
Kapitel 3
  • Grammatik A+B, Seite 130

Slide 4 - Slide

3e naamval

Slide 5 - Slide

De  3e naamval

Slide 6 - Slide

Voorzetsels met de 3e naamval:

aus - uit                     außer - behalve
bei - bij                      entgegen - tegemoet
mit - met                  gegenüber - tegenover
nach - na + naar
seit - sinds
von - van
zu - naar
Ich habe das (met haar) gemacht.

mit (= 3e naamval) = ihr
uitleg

Slide 7 - Slide

ich
du
er
wir
Sie
Ihnen
uns
ihm
dir
mir

Slide 8 - Drag question

Bij welke voorzetsels krijg ik de 3e naamval?
A
mit, nach, bei, seit, von, zu, aus
B
durch, für, ohne, um, bis entlang, gegen

Slide 9 - Quiz

Ich gehe mit .... (hem) ins Kino
A
ihn
B
er
C
du
D
ihm

Slide 10 - Quiz

Ich komme gleich zu ....... (jou)
A
dir
B
dich
C
mir
D
du

Slide 11 - Quiz

Ich habe es bei ..... (jullie) zu Hause liegen lassen.
A
keuch
B
sie
C
ihr
D
euch

Slide 12 - Quiz

Ich habe es ...... (haar) gegeben.

Slide 13 - Open question

Ich schicke ...... (jou) ein Foto.

Slide 14 - Open question

Ich habe das mit ..... (jullie) gemacht.

Slide 15 - Open question

Ich habe das ..... (haar) geschenkt

Slide 16 - Open question

Modalverben

Slide 17 - Slide

Modalverben, Seite 107/108

Slide 18 - Slide

De werkwoorden: Betekenis
  • dürfen   (= mogen)
  • können (= kunnen)
  • müssen (= moeten als noodzaak)
  • wollen  (= willen)
  • wissen (= weten)

Slide 19 - Slide

Vul de verleden tijd van het werkwoord tussen haakjes in.
Ich (können) ……………. dir helfen.

Slide 20 - Open question

Vul de verleden tijd van het werkwoord tussen haakjes in.
Er (wissen) …….. noch nicht so viel.

Slide 21 - Open question

Vul de verleden tijd van het werkwoord tussen haakjes in.
Wir (wollen) ……… dich nicht stören.

Slide 22 - Open question

Vul de verleden tijd van het werkwoord tussen haakjes in.
Du (dürfen) ……… gestern früher nach Hause gehen.

Slide 23 - Open question

Vul de verleden tijd van het werkwoord tussen haakjes in.
Du ........... (wissen) noch nicht alles über mich.

Slide 24 - Open question

Vul de verleden tijd van het werkwoord tussen haakjes in.
Sie (müssen) ............. sofort nach Hause.

Slide 25 - Open question

Vul de verleden tijd van het werkwoord tussen haakjes in.
Warum ..... (müssen) er so schnell weg?

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Link

Hausaufgaben
Voor PTO 2 leren:
Kapitel 2
  • Lernliste N-D, Seite 88
  • Grammatik A+B, Seite 90
  • Sprachmittel, Seite 91
Kapitel 3
  • Grammatik A+B, Seite 130

Slide 28 - Slide