Les 3 tekstverbanden en signaalwoorden 2

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Tekstverbanden?
Signaalwoorden?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Oefening
Bedenk bij ieder tekstverband een zin met daarin een signaalwoord. Schrijf de zin op en wissel uit met een klasgenoot. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

'Mama gaat even in de groepsapp checken of jij niet vandaag maar morgen jarig bent...' Dit is een:
A
tegenstellend verband
B
vergelijkend verband
C
voorwaardelijk verband
D
toegevend verband

Slide 9 - Quiz

'Zij heeft geen zin meer om die opdracht te voltooien, kortom: zij wil naar huis.'
A
concluderend verband
B
tegenstellend verband
C
doel-middelverband
D
redengevend verband

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

'Net als kinderen in de rest van de wereld, zaten ze door corona veel thuis.' Dit is een:
A
toelichtend verband
B
opsommend verband
C
vergelijkend verband
D
doel-middelverband

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

'...hij zei dat hij geluk had gehad, ook al was het vrijdag de 13de, dat hij was gered.' Dit is een:
A
tegenstellend verband
B
toegevend verband
C
concluderend verband
D
redengevend verband

Slide 14 - Quiz

'Eerst gaan we eten, daarna mag je buiten spelen.' Dit is een:
A
toelichtend verband
B
opsommend verband
C
toegevend verband
D
chronologisch verband

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

'Dat heeft ten eerste te maken met de taal.'
Dit is een:
A
opsommend verband
B
chronologisch verband
C
voorwaardelijk verband
D
doel-middelverband

Slide 17 - Quiz

'Doordat de zon schijnt kan ik niet goed naar buiten kijken.' Dit is een:
A
concluderend verband
B
oorzakelijk verband
C
redengevend verband
D
chronologisch verband

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide