Leestekens M3

Leestekens M3
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Leestekens M3

Slide 1 - Slide

In welke zin staan alle hoofdletters en leestekens goed?
A
'Ga je mee naar het zwembad?', vraagt Bart.
B
Bas Jansen wil op Zaterdag gaan fietsen in Arnhem.
C
Mark wil naar huis, want zijn favoriete tv-serie begint over een half uur.
D
Als Jan naar huis loopt komt hij allemaal bekenden tegen.

Slide 2 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens?
A
Als jij niet gaat wil ik ook niet.
B
Ik heb hoofdpijn dus ik blijf thuis.
C
Waarom eet jij nooit bananen?
D
Hoe groot is jullie auto.

Slide 3 - Quiz

In een zin met leestekens eindigt een zin met ...
A
aanhalingstekens
B
een komma
C
een dubbele punt
D
een punt

Slide 4 - Quiz

Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 5 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ben je nog steeds zo moe?
B
Als je nu niet ophoudt, stuur ik je weg.
C
Hij moet rennen want zijn bus komt eraan.
D
Neem je ook koffie, brood en melk mee?

Slide 6 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ik haal morgen wel boodschappen en bloemen.
B
In mijn auto heb ik nog wel wat brood, drinken en fruit.
C
Hoe komt het dat je de toets zo slecht gemaakt hebt?
D
Hij gaat niet dus, moet zijn zusje het maar doen.

Slide 7 - Quiz

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Bert als je klaar bent mag je gaan.
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 8 - Quiz

In welke zin staan de leestekens NIET goed?
A
Sorry, ik snap het niet.
B
Ik dacht: dat hij gelijk had
C
Ik volg de les, omdat het interessant is.
D
Doe die deur dicht!

Slide 9 - Quiz

In welke zin zijn de leestekens goed gebruikt?

A
Tessa zei: "Ik kom iets later.
B
"Dat is al de derde keer", zuchtte hij
C
Hij vroeg: "Mag ik je nummer?"
D
"Vind je me echt leuk, vroeg ze.

Slide 10 - Quiz

In welke zin staan de leestekens juist?
A
'Het is best lastig': zei Lisa.
B
'Het is best lastig' zei Lisa.
C
'Het is best lastig,' zei Lisa.
D
'Het is best lastig.' zei Lisa.

Slide 11 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens?
A
Hij zei: Ik heb geen zin om op te staan.
B
Hij zei: 'Ik heb geen zin om op te staan'.
C
Hij zei 'Ik heb geen zin om op te staan.'
D
Hij zei: 'Ik heb geen zin om op te staan.'

Slide 12 - Quiz