Nu hoort het deel van de scheidbare werkwoorden er wel bij.
Dus: Meneer Van de Burgt / kijkt / de toets / niet goed / na.
kijkt na = wg
Ook werkwoordelijke uitdrukkingen zijn wg.
Dus: De leerlingen / joegen / meneer Van de Burgt/ vaak / op de kast.
joegen op de kast = wg
Ook woordjes te en aan het bij het wg als deze voor een ww staan.
Dus: De was / hing / aan de waslijn/ te drogen.
hing te drogen = wg