This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
formuleren
Fouten met verwijswoorden
Slide 1 - Slide
verwijzen
waarom?
hoe?
wat is van belang?
Slide 2 - Slide
verwijzen
je verwijst naar het antecedent (= eerder genoemd woord)
woordgeslacht: onzijdig (het) of mannelijk/vrouwelijk (de)
je verwijst met voornaamwoorden:
aanwijzend
betrekkelijk
persoonlijk
bezittelijk
Slide 3 - Slide
Vul in: De oude watertoren ____ daar stond, is vorige maand afgebroken.
A
die
B
dat
C
deze
D
dit
Slide 4 - Quiz
Hij vindt het meisje leuk ... bij hem in de klas zit.
A
die
B
dat
Slide 5 - Quiz
(uitleg vorige dia's) aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord
Die of dat; deze of dit?
Verwijs naar de-woorden met die en deze en naar het-woorden met dat en dit.
De watertoren --> deze/die watertoren en de watertoren, die ... Het huis --> dit/dat huis en het huis, dat ...
Slide 6 - Slide
Vul in: De regering is er voor ____ onderdanen en ____ moet naar hen luisteren.
A
zijn, hij
B
de, het
C
haar, zij
D
hun, ze
Slide 7 - Quiz
(uitleg vorige dia) persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Mannelijke woorden zijn de-woorden;
verwijs met hij, hem en zijn.
Ook vrouwelijke woorden zijn de-woorden;
verwijs met zij, ze en haar.
Onzijdige woorden zijn het-woorden;
verwijs met heten zijn.
Slide 8 - Slide
Mannelijk of vrouwelijk?
Helaas kun je dit vaak niet 'weten'; je moet het opzoeken.
Bekijk eens de volgende link: https://onzetaal.nl/taaladvies/mannelijk-vrouwelijk-woord/#:~:text=Woordgeslacht%3A%20mannelijk%20%2F%20vrouwelijk%20de%2Dwoord&text=Hoe%20weet%20je%20of%20een,hebben%20allebei%20het%20lidwoord%20de.
Slide 9 - Slide
Vrouwelijke woorden herkennen
De-woorden die eindigen op één van de volgende achtervoegsels, zijn bijna altijd vrouwelijk: -heid (waarheid), -schap (beterschap), -de (liefde), -te (diepte), -de (waarde), -ie (familie), -uur (cultuur), -ing (wandeling), -theek (bibliotheek)
Uitleg: zie Teams en uitgedeelde theorie
Slide 10 - Slide
Het schoolbestuur heeft ... voorzitter uit ... functie ontheven.
A
haar, zijn
B
haar, haar
C
zijn, zijn
Slide 11 - Quiz
Vul in: Ik ken de commissieleden en ik zal de brief morgen aan ... verzenden.
A
hen
B
hun
Slide 12 - Quiz
... wordt gevraagd stil te zijn.
A
hen
B
hun
Slide 13 - Quiz
Hen of hun?
-Gebruik HEN wanneer hetlijdend voorwerp is Ellen en Deborah hadden een onvoldoende, omdat de leraar hen (lv)niet wilde helpen. -Gebruik HEN na een voorzetsel Ik ken de commissieleden en ik zal de brief morgen aan (vz) hen verzenden. -Gebruik HUN als hetmeewerkend voorwerp is zonder vz Herinner je je die inbrekers nog? De rechter gaf hun (mv) twee maanden voorwaardelijk.
Slide 14 - Slide
Het ergste ... ons kan overkomen, is online les!
A
dat
B
wat
Slide 15 - Quiz
Hij smakt altijd zo, ... ik ontzettend irritant vind
A
dat
B
wat
Slide 16 - Quiz
Dat of wat?
Gebruik het verwijswoord dat als je verwijst naar een het-woord. Gebruik het verwijswoord wat alleen als je verwijst naar
1. dat of datgene 2. een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets) Iets wat je zelf niet kunt, moet je door een ander laten doen. 3. een overtreffende trap (het mooiste, het beste, het kleinste) Het mooiste wat ik ooit heb gezien, is de scheve toren van Pisa. 4. een hele zin Het sneeuwt in het westen, wat voor veel vertragingen zorgt bij de NS.
Slide 17 - Slide
Vul in: Het mooiste cadeau ... hij gekregen heeft, is een voldoende voor Engels.
A
dat
B
wat
Slide 18 - Quiz
Vul in: De vrouw ... ik je zojuist vertelde, werkte vroeger bij ons op school.
A
waarover
B
over wie
Slide 19 - Quiz
wie of waar?
Gebruik bij personen voorzetsel + wie De man over wie ik zojuist..
Gebruik bij zaken waar + voorzetsel De ruzie waarover we het net hadden.
Slide 20 - Slide
Natuurlijk is de natuurbescherming blij met wildviaducten, omdat ze dan gemakkelijk van de ene kant naar de andere kant kunnen komen.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Onduidelijke verwijzing
Correcte zin: Natuurlijk is de natuurbescherming blij met wildviaducten, omdat 'de dieren' dan gemakkelijk van de ene naar de andere kant kunnen komen.
Soms wijst een verwijswoord terug naar iets wat helemaal niet in de tekst staat. Het heeft dan geen antecedent.
Slide 22 - Slide
Onduidelijke verwijzing
In andere gevallen is er meer dan één antecedent mogelijk; het is dan onduidelijk wat het juiste antecedent is.
Maud zei tegen Anna dat ze haar blonde haren bruin moest verven.
Maud zei tegen Anna: 'je moet je blonde haren...'
Slide 23 - Slide
Terugblik
We hebben de volgende onderdelen besproken: - aanwijzend en betrekkelijk vnw: deze, die, dit of dat; - persoonlijk en bezittelijk vnw: hij, zij, hem, haar; - hen of hun?;
- dat of wat?;
- wie of waar?;
- onduidelijke verwijzing
Slide 24 - Slide
Vragen? Goed of fout?
1. Kent Miriam alle studenten al waarmee ze straks dat onderzoek moet doen?
2. Als je mijn broers tegenkomt, wil je hen dan zeggen dat we om zes uur eten!
3. De salto mortale is het gevaarlijkste dat een acrobaat in het circus kan doen.
Slide 25 - Slide
Vragen? Goed of fout?
1. Kent Miriam alle studenten al waarmee (met wie) ze straks dat onderzoek moet doen?
2. Als je mijn broers tegenkomt, wil je hen (hun) dan zeggen dat we om zes uur eten!
3. De salto mortale is het gevaarlijkste dat (wat) een acrobaat in het circus kan doen.