This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
6.1 Eten en gegeten worden
Thema 6 Ecologie
Slide 1 - Slide
Leerdoelen 6.1
Je kunt beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen, en hoe bij verbranding die energie weer vrijkomt.
Je kunt de voedselrelaties tussen organismen beschrijven.
Slide 2 - Slide
Voedselketen en voedselweb
Een voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort wordt gegeten door de volgende soort.
In een gebied leven verschillende soorten.
Daarom lopen in sommige gebieden verschillende voedselketens door elkaar heen.
Deze voedselrelaties samen noem je een voedselweb.
Elk gebied heeft zijn eigen voedselweb.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Fotosynthese 1/2
Planten nemen koolstofdioxide op uit de lucht.
Met hun wortels halen ze water uit de bodem.
Van koolstofdioxide en water maakt de plant glucose en zuurstof.
Dit proces heet fotosynthese.
Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels.
Voor fotosynthese is energie nodig. Die energie haalt de plant uit zonlicht.
Bij fotosynthese ontstaan zuurstof en glucose.
Het grootste deel van de zuurstof wordt afgegeven aan de lucht.
Slide 6 - Slide
Fotosynthese 2/2
Bij fotosynthese verbruikt een plant de energiearme stoffen koolstofdioxide en water. Energiearme stoffen bevatten weinig energie.
Bij fotosynthese ontstaan glucose en zuurstof. Zuurstof is energiearm, aar glucose bevat veel energie.
Bij fotosynthese wordt lichtenergie vastgelegd in glucose. Van glucose en mineralen maakt de plant de energierijke stoffen waaruit hij bestaat (koolhydraten, eiwitten en vetten)
Mineralen (voedingszouten) zijn energiearme stoffen in de bodem. Planten nemen deze op via hun wortels.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Verbranding
In een plant vindt verbranding plaats. Bij verbranding reageert een energierijke brandstof met zuurstof, hierbij komt energie vrij.
In alle cellen van organismen vindt voortdurend verbranding plaats.
De belangrijkste brandstof is glucose.
Bij fotosynthese wordt energie vastgelegd in glucose. Als glucose wordt verbrandt, komt deze energie weer vrij.
Organismen gebruiken deze energie om te groeien en te bewegen.
Fotosynthese en verbranding zijn voorbeelden van stofwisseling. Stofwisseling zijn alle processen waarbij stoffen worden omgezet.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Producenten en consumenten
Organismen met bladgroenkorrel kunnen energiearme stoffen omzetten in energierijke stoffen. Deze organismen noemen we producenten.
Dieren kunnen zelf geen energierijke stoffen maken. Ze krijgen deze binnen via voedsel. Dieren zijn consumenten.
Consumenten onderscheiden we in: planteneters, alleseters en vleeseters.
Slide 12 - Slide
Planteneters, alleseters en vleeseters
planteneters eten alleen planten. In de voedselketen zijn ze altijd de 2e schakel. Planteneters noemen we daarom consumenten van de eerste orde.
Alleseters eten planten en dieren. Alleseters kunnen consument van de eerste orde of hoger zijn.
Vleeseters zeten alleen andere dieren. Ze zijn altijd consumenten van de tweede orde of hoger.
Slide 13 - Slide
Afvaleters
Er zijn ook planten en dieren die sterven zonder te worden opgegeten. Afvaleters eten van deze dode organismen.
Slide 14 - Slide
Reducenten en kringloop
Bacteriën en schimmels breken de resten van afvaleters af, zij zijn reducenten.
Reducenten zetten de energierijke stoffen uit dode planten en dieren om in energiearme stoffen: koolstofdioxide, water en mineralen.
Planten kunnen deze energiearme stoffen weer opnemen.
Zo ontstaat een kringloop waarbij de stoffen steeds opnieuw worden gebruikt.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Begrippen 6.1
Alleseters
Consumenten
Energiearme stoffen
Energierijke stoffen
Fotosynthese
Kringloop
Mineraal (voedingszout)
Planteneters
Producenten
Reducenten
Stofwisseling
Vleeseters
Voedselketen
Voedselweb
Slide 17 - Slide
Ik kan nu
Je kunt beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen, en hoe bij verbranding die energie weer vrijkomt.
Je kunt de voedselrelaties tussen organismen beschrijven.
Slide 18 - Slide
Aan het werk!
Maken opdrachten 6.1 : 1, 2, 3, 5, 6, 7 en 8
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.