This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
timer
1:00
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Je weet wat in het leesdossier moet staan.
Je weet wanneer je het moet inleveren: 2 november voor 17 uur.
Je hebt nagedacht over alle begrippen voor je eigen boek.
Slide 2 - Slide
Inhoud leesdossier
Titel en auteur
Titelverklaring(en)
Personages
Perspectief (verteller)
Verhaallijn (plot)
Tijd en ruimte
Patronen
Hoofdmotief
Slide 3 - Slide
Hoe kom jij erachter wie de hoofdpersoon is in een verhaal?
Bespreek met je buurvrouw: waar kijk je naar, welke kenmerken heeft een hoofdpersoon en geef als duo hieronder antwoord. 2 min. overleggen.
Slide 4 - Open question
Hoofdpersoon
Personage(s) in het verhaal die een grote ontwikkeling doormaakt (doormaken).
Slide 5 - Slide
Personages in leesdossier
Hoofd- en bijpersonen, tegenspeler
Extra informatie:
Rollen tussen de personages
Uiterlijke kenmerken
Karaktereigenschappen
Ontwikkeling van een personage in het verhaal
Slide 6 - Slide
Perspectief verhaal
Alwetende verteller: staat buiten het verhaal en weet van iedereen de gedachtes en handelingen, geeft omschrijvingen van alles wat er gebeurt.
Personale verteller(hij/zij/jij/wij): verteller binnen het verhaal waarbij je de gedachtes van 1 persoon leest.
Ik-verteller:binnen het verhaal, alles vanuit 1 persoon, de ik-verteller.
NB: vaak is de alwetende verteller afgewisseld met de personale verteller. Dialogen moet je niet bekijken voor het bepalen van het perspectief.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
Tijd
Flashback: je gaat terug in de tijd om informatie te krijgen over eerdere gebeurtenissen die belangrijk zijn voor het personage of het verhaal.
Flashforward: je krijgt informatie over de toekomst in het verhaal om je als lezer extra informatie te geven die de personages nog niet weten of om je nieuwsgierig te maken.
Chronologisch: verhaal wordt in logische tijdsvolgorde vertelt zonder flashbacks of flashforwards (fabel).
A-chronologisch: tijd verandert vaak in het verhaal, niet in de logische volgorde van tijd verteld. Er zijn flashbacks en/of flashforwards in het verhaal (sujet).
Slide 11 - Slide
Ruimte in een verhaal
Kan een stad, plaats of ruimte zijn.
Eén of meerdere plekken die belangrijk zijn voor het verhaal.
Kijk naar de plekken of ruimtes waar de hoofdpersoon veel meemaakt in het verhaal.
Slide 12 - Slide
Functies van spelen met tijd of ruimte in een verhaal
Spanning.
Extra informatie: gebeurtenissen / personages.
Informatie over karakter / motieven van personages.
Slide 13 - Slide
Confettiregen - Splinter Chabot
Ondertussen bleef ik op de basisschool een onhandelbare stuiterbal. Toen ik jaren later op de fiets mijn juf uit groep 3 tegenkwam, juf Anneke, vertelde ze dat ik druk was geweest, vrolijk, maar druk.
Ondertussen bleef ik op de basisschool een onhandelbare stuiterbal. Toen ik jaren later op de fiets mijn juf uit groep 3 tegenkwam, juf Anneke, vertelde ze dat ik druk was geweest, vrolijk, maar druk.
Welke functie zal deze gebeurtenis hebben voor het verhaal?
A
Spanning opbouwen
B
Extra informatie over belangrijke gebeurtenissen
C
Extra informatie over juf Anneke
D
Extra informatie over karakter van Wobie
Slide 15 - Quiz
Verhaallijn
Belangrijkste gebeurtenissen vertellen die de hoofdpersoon en de tegenspeler meemaken.
Samenvatting in enkele zinnen met de kern van het verhaal.
Slide 16 - Slide
Patronen / motieven
Deelonderwerpen van het verhaal.
Terugkerende onderwerpen (thema's) die worden besproken in het boek, maar die niet centraal staan in het verhaal.
Voorbeelden van motieven:
Pesten
Haat
Schuld
Scheiding
Eetstoornissen
Seksualiteit (LHBTI)
Psychische stoornissen
Slide 17 - Slide
Hoofdmotief
Belangrijkste onderwerp in het verhaal.
Kijk naar de plot en ontwikkeling van de hoofdpersoon.
Gebruik de ontdekte motieven (patronen) in het verhaal om tot het hoofdmotief te komen.
Veelvoorkomende thema's:
Liefde
Vriendschap
Identiteit
Psychische problemen
Scheiding
Moed
Middeleeuwen
Slide 18 - Slide
Aan de slag...
Maak een begin of ga verder met je leesdossier over je eerste gelezen boek.