What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3H_naar/bij/voor
Ich fliege in die Schweiz.
Ich stehe vor dem Gebäude.
De vertalingen in het Duits van 'naar, bij, voor'
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
20 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Ich fliege in die Schweiz.
Ich stehe vor dem Gebäude.
De vertalingen in het Duits van 'naar, bij, voor'
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
kennen/kunnen
1. Je kunt het voorzetsel ’
naar
’ in het Duits
toepassen
.
2. Je kunt het voorzetsel ’
bij
’ in het Duits
toepassen
.
3. Je kunt het voorzetsel
’
voor
’ in het Duits
toepassen
.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
'
zu
' gebruik je als je bij een richting / beweging / ergens naar toe gaat.
'
in
' gebruik je als je
wel
naar binnen
gaat.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Üben
Kies in elke zin tussen nach, zu of in.
Slide 6 - Slide
1/8
Fahrt ihr dieses Jahr in Urlaub ... Frankreich?
A
nach
B
zu
C
in
Slide 7 - Quiz
2/8
Nein, wir fahren ... die Türkei. Und du?
A
nach
B
zu
C
in
Slide 8 - Quiz
3/8
Wir fahren ... die Schweiz.
A
nach
B
zu
C
in
Slide 9 - Quiz
4/8
Ist es noch weit ... dem Freizeitpark?
A
nach
B
zu
C
in
Slide 10 - Quiz
5/8
An den Ampeln fahren Sie ... rechts.
A
nach
B
zu
C
in
Slide 11 - Quiz
6/8
Um sechs Uhr schließt der Park. Dann fahren wir wieder ... Hause.
A
nach
B
zu
C
in
Slide 12 - Quiz
7/8
Dann sind wir so gegen neun ... Hause.
A
nach
B
zu
C
in
Slide 13 - Quiz
8/8
Geh mal ... der Kasse und kaufe die Eintrittskarten.
A
nach
B
zu
C
in
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
1/6
Thomas isst gerne (bij) ... seinen Großeltern.
A
bei
B
zu
Slide 17 - Quiz
2/6
Ich komme gleich (bij) ... Ihnen!
A
bei
B
zu
Slide 18 - Quiz
3/6
Mein Auto steht ... dem Haus.
A
vor (het is een plaats)
B
vor (het is een tijd)
C
für (het is een plaats)
D
für (het is "overige gevallen"
Slide 19 - Quiz
4/6
Das Geschenk ist ... meinen Bruder. Er hatte ... einer Woche Geburtstag.
A
für, für
B
vor, vor
C
vor, für
D
für, vor
Slide 20 - Quiz
5/6
Ich stehe ... dem Haus
A
für
B
vor
Slide 21 - Quiz
6/6
Die Blumen sind ... ... (voor haar).
A
vor ihr
B
für ihr
C
für sie
D
vor sie
Slide 22 - Quiz
Leerdoelen
kennen/kunnen
1. Je kunt het voorzetsel ’
naar
’ in het Duits
toepassen
.
2. Je kunt het voorzetsel ’
bij
’ in het Duits
toepassen
.
3. Je kunt het voorzetsel
’
voor
’ in het Duits
toepassen
.
Slide 23 - Slide
An die Arbeit!
Kapitel 5 Lektion 1:
8+9
Slide 24 - Slide
More lessons like this
3H_naar/bij/voor
April 2020
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 3
Uitleg & oefenen met de voorzetsels zu, nach, in
May 2023
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
woensdag 20 januari
January 2021
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Betekenis van voorzetsels
December 2023
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
3 h Gesundheit DU4 L1
October 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Secondary Education
voorzetsels in-nach-zu-für-vor
January 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
4M voorzetsels nach & zu
December 2020
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 4
Betekenis van voorzetsels
April 2024
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3