Werkwoordspelling 12-03

Goedemorgen
  • Hang je jas aan de kapstok.
  • Zoek een plekje uit.
  • Pak je laptop en leesboek.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1-4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goedemorgen
  • Hang je jas aan de kapstok.
  • Zoek een plekje uit.
  • Pak je laptop en leesboek.

Slide 1 - Slide

Hoe schrijf ik een werkwoord op?

Om de persoonsvorm goed te kunnen spellen, heb je de stam van het werkwoord nodig. Oftewel de ik-vorm in tegenwoordige tijd.

Dat doe je als volgt...

Werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

Haal -en van het hele werkwoord af!

Voorbeeld:

Fietsen = fiets

Denken = denk


Maar let op!

Leren = leer

Lopen = loop

Slide 3 - Slide

Het werkwoord vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Je weet nu hoe je de stam moet schrijven.

Maar hoe zit dat nu met de persoonsvorm?


De persoonsvorm kent drie vormen:

1. Stam

2. Stam+t

3. Hele werkwoord

Slide 4 - Slide

... en dan?

De ik-vorm = altijd de stam

Hij/zij/het/jij = stam+t

Wij/jullie/zij = altijd hele werkwoord


Kijk goed naar de zin. Staat de zin in enkelvoud of in meervoud.

Voorbeeld:

Ik loop naar school. / Wij lopen naar school.


Slide 5 - Slide

Even oefenen

Slide 6 - Slide

Ik ..... (lezen) tegenwoordig mijn boeken op de e-reader.

Slide 7 - Open question

De juryleden ...... (beoordelen) de deelnemers aan de danswedstrijd.

Slide 8 - Open question

De automobilist ......... (bieden) de agent zijn excuses aan.

Slide 9 - Open question

Alle deelnemers ..... (noteren) de afspraak in hun agenda.

Slide 10 - Open question

Wij ..... (antwoorden) op alle vragen.

Slide 11 - Open question

Mijn oom .... (vinden) voetbal de leukste sport.

Slide 12 - Open question

Ik ... (beleven) elke dag leuke avonturen.

Slide 13 - Open question

Sofie .... (verbazen) over het genomen besluit.

Slide 14 - Open question

Zeynab .... (proeven) de limonade.

Slide 15 - Open question

(Trekken) ..... jullie een lijn op het papier?

Slide 16 - Open question

Lisa ... (gaan) volgende week voor het eerst turnen.

Slide 17 - Open question

Wouter .... (hebben) een nieuwe fiets.

Slide 18 - Open question

(knutselen) ...... hij elke dag?

Slide 19 - Open question

Ayoub .... (zijn) de snelste bij de hardloopwedstrijd.

Slide 20 - Open question

Jij .... (zijn) als eerste aan de beurt.

Slide 21 - Open question

Carola .... (raden) het goede antwoord.

Slide 22 - Open question