This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Om de persoonsvorm goed te kunnen spellen, heb je de stam van het werkwoord nodig.
Dat doe je als volgt...
Haal -en van het hele werkwoord af!
Voorbeeld:
Fietsen = fiets (= de stam)
Denken = denk (= de stam)
Soms moet je de stam aanpassen voor de ik- vorm
De ik-vorm van een werkwoord eindigt nooit op een v of z.
Dus je moet de ik-vorm aanpassen.
Graven = ik graaf
verhuizen = ik verhuis
Slikken = slik
Pakken = pak
Rennen = ren
De stam eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers.
Doelendag les 2
- De stam van een werkwoord
- Werkwoord vervoegen in tegenwoordige tijd