15-06-2023 4H

15-06-2023 4H
Deze les:
Huiswerkopgaven bespreken 
Oefenvragen maken + korte uitleg
PW H6 bespreken
1 / 23
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

15-06-2023 4H
Deze les:
Huiswerkopgaven bespreken 
Oefenvragen maken + korte uitleg
PW H6 bespreken

Slide 1 - Slide

Lever hier je antwoord in van opgave 4 §1.4. Heb je het niet gemaakt stuur je een x in.

Slide 2 - Open question

Dichtheid; kijk goed naar de eenheid!

Slide 3 - Slide

Molverhouding
Molverhouding uit de reactievergelijking gebruiken. Zo bereken je hoeveel mol er ontstaat van elke stof. 
Er ontstaat 2x zoveel koolstofdioxide vergeleken met ethanol
3x zoveel water vergeleken met ethanol 

0,37 x 2 = 0,75 mol CO2
0, 37 x 3 = 1,1 mol H2O

Slide 4 - Slide

mol omrekenen naar gram

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Lever hier je tekening in van methaanamine (opdracht 9B)

Slide 7 - Open question

waterstofbruggen
Vloeibare fase voor nodig
Goed oplosbaar want in een
methaanamine molecuul 
zijn NH-groepen aanwezig
waardoor er waterstofbruggen
gevormd kunnen worden met 
watermoleculen

Slide 8 - Slide

Wat is een zuur?

Slide 9 - Open question

Geef de oplosvergelijking van natriumcarbonaat

Slide 10 - Open question

Leg uit of natriumcarbonaat een zuur of base is.

Slide 11 - Open question

Geef de reactievergelijking van het oplossen van zoutzuur.

Slide 12 - Open question

Geef de oplosvergelijk van de vaste stof natriummethanoaat (HCOONa)

Slide 13 - Open question

Methaanoaationen zijn basen. In oplossing stelt zich een evenwicht in waarbij een basische oplossing ontstaat. Geef de reactievergelijking die het ontstaan van de basische oplossing verklaart.

Slide 14 - Open question

De concentratie hydroxide-ionen in de oplossing is 1,4x10^-4 mol/L. Bereken de pH van de oplossing.

Slide 15 - Open question

Een base heeft een pH waarde van?
A
meer dan 7
B
minder dan 7
C
meer dan 14
D
minder dan 1

Slide 16 - Quiz

Leg uit kun je met methylrood aantonen dat natriummethanoaat een basische oplossing is?

Slide 17 - Open question

CO(g) + 2 H2(g) ⇄ CH3OH(g) ΔE = −93,5 kJ mol−1

Methanol wordt geproduceerd in een afgesloten reactievat. Hoe wordt dit evenwicht beïnvloed als er extra waterstof wordt toegevoegd bij een gelijkblijvend volume (& temperatuur)?

Slide 18 - Open question

CO(g) + 2 H2(g) ⇄ CH3OH(g) ΔE = −93,5 kJ mol−1

Deze reactie is:
A
Endotherm, er komt energie bij vrij
B
Endotherm, er is energie voor nodig
C
Exotherm, er komt energie bij vrij
D
Exotherm, er is energie voor nodig.

Slide 19 - Quiz

CO(g) + 2 H2(g) ⇄ CH3OH(g) ΔE = −93,5 kJ mol−1

Wat gebeurt er met de reactie en het evenwicht wanneer de temperatuur wordt verhoogd?

Slide 20 - Open question

CO(g) + 2 H2(g) ⇄ CH3OH(g) ΔE = −93,5 kJ mol−1

Leg uit op welke twee manieren je de insteltijd kunt verkorten zonder dat het evenwicht naar links verschuift.

Slide 21 - Open question

Leg uit hoeveel H+ ionen dit molecuul kan afstaan

Slide 22 - Open question

Bereken de [H+] bij een pH-waarde van 5,5. Geef je antwoord in de juiste significante cijfers.

Slide 23 - Open question