Niveau 2 - Domein 1

1 / 42
next
Slide 1: Slide
WiskundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Examen rekenen
  • in Rotterdam 
  • examen rekenen: sommen over situaties in het dagelijks leven 
  • telt mee voor zakken en slagen (6 of een 5 als je voor Nederlands minimaal een 6 hebt)
  • 120 minuten voor ongeveer 25 opgaven met rekenmachine
  • website waarmee we nog gaan oefenen
  • je mag een rekenkaart gebruiken

Slide 2 - Slide

Onderdelen (domeinen)
  1. Grootheden en eenheden
  2. Oriëntatie in 2D- en 3D-wereld 
  3. Verhoudingen herkennen en gebruiken
  4. Procenten gebruiken 
  5. Omgaan met kwantitatieve informatie 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Belangrijke referentiematen - uit je hoofd weten
  • Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang en weegt 80 kg. 
  • De hoogte van een deur is ongeveer 2 m. 
  • Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog. 
  • Je wandelt ongeveer 5 km/h.
  • Je fietst ongeveer 15 km/h.
  • Nederland telt ongeveer 17 miljoen inwoners.
  • Voetbalveld = 0,5 ha (50 x 100 m).
  • Inhoud kopje = 200 ml.
  • Inhoud pak melk = 1 L.
  • Inhoud emmer = 10 L.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Niveau 2 - Domein 1

Slide 7 - Slide

Belangrijke referentiematen - uit je hoofd weten
  • Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang en weegt 80 kg. 
  • De hoogte van een deur is ongeveer 2 m. 
  • Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog. 
  • Je wandelt ongeveer 5 km/h.
  • Je fietst ongeveer 15 km/h.
  • Nederland telt ongeveer 17 miljoen inwoners.
  • Voetbalveld = 0,5 ha (50 x 100 m).
  • Inhoud kopje = 200 ml.
  • Inhoud pak melk = 1 L.
  • Inhoud emmer = 10 L.

Slide 8 - Slide

Structuur van getallen
  • plaats getal geeft waarde aan 3456
  • decimalen = cijfers achter de komma

  • < kleiner dan 
  • > groter dan 
  • = is gelijk aan 

  • negatieve getallen 
  • kleiner dan 0 
  • -25 (- teken ervoor)

Slide 9 - Slide

1. In een blikje zit 0,33____
A
Milliliter
B
Liter
C
Centiliter
D
Deciliter

Slide 10 - Quiz

2. De lengte van een kamer
is 8 ___​
A
Decimeter
B
Decameter
C
Hectometer
D
Meter

Slide 11 - Quiz

3. Een stukje vlees weegt 200___​
A
Gram
B
Kilogram

Slide 12 - Quiz

4. Een luchtballon vliegt op een hoogte van 100___​
A
Kilometer
B
Centimeter
C
D
Meter

Slide 13 - Quiz

5. Een usb-stick kost 12___​
A
Ton
B
Euro
C
GB
D
Meter

Slide 14 - Quiz

7. Een appel weegt 80___

A
Milligram
B
Kilogram
C
D
Gram

Slide 15 - Quiz

8. Een voetbalveld is 100___ lang

A
Centimeter
B
Decimeter
C
Meter
D
Kilometer

Slide 16 - Quiz

9. Een auto rijdt op de snelweg (zonder file) met een snelheid van 33___
A
km/h
B
m/s

Slide 17 - Quiz

10. Een Boeing 747 vliegt 920___

A
km/h
B
m/s

Slide 18 - Quiz

De pil weegt 750 mg.
Hoeveel gram weegt de pil?
A
750 gram
B
75 gram
C
7,5 gram
D
0,75 gram

Slide 19 - Quiz

Julia neemt een kwartaalabonnement op de krant. Hoeveel maanden neemt zij een abonnement?
A
3
B
4
C
12
D
6

Slide 20 - Quiz

Gwen gaat op kamp. Ze vertrekt op 27 augustus en blijft 7 nachten weg. Wanneer komt Gwen terug?
A
34 augustus
B
2 september
C
3 september
D
4 september

Slide 21 - Quiz

150 minuten = ... uur
A
1,5 uur
B
2,5 uur
C
150 uur
D
15 uur

Slide 22 - Quiz

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
>= 5 naar boven 
1,51
< 5 naar beneden
6,49
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
rond af op 2e decimaal 
4,225
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 23 - Slide

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
1,51
6,49
rond af op 2e decimaal 
4,225
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 24 - Slide

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
2
6,49
rond af op 2e decimaal 
4,225
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 25 - Slide

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
2
6,49
rond af op 2e decimaal 
4,225
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 26 - Slide

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
2
6
rond af op 2e decimaal 
4,225
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 27 - Slide

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
2
6
rond af op 2e decimaal 
4,225
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 28 - Slide

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
2
6
rond af op 2e decimaal 
4,23
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 29 - Slide

 Verstandig afronden
  • kan niet altijd volgens de regels 
  • soms andere manier, afhankelijk van situatie 
  • bij gebruik rekenmachine pas op het einde

Slaapzaal voor 6 personen. Hoeveel slaapzalen nodig voor 26 personen?  

Slide 30 - Slide

Slaapzaal voor 6 personen. Hoeveel slaapzalen nodig voor 26 personen?

Slide 31 - Open question

 Verstandig afronden
  • kan niet altijd volgens de regels 
  • soms andere manier, afhankelijk van situatie 
  • bij gebruik rekenmachine pas op het einde

Slaapzaal voor 6 personen. Hoeveel slaapzalen nodig voor 26 personen?  


Slide 32 - Slide

 Verstandig afronden
  • kan niet altijd volgens de regels 
  • soms andere manier, afhankelijk van situatie 
  • bij gebruik rekenmachine pas op het einde

Slaapzaal voor 6 personen. Hoeveel slaapzalen nodig voor 26 personen?  

26:6 = 4,3333

Slide 33 - Slide

 Verstandig afronden
  • kan niet altijd volgens de regels 
  • soms andere manier, afhankelijk van situatie 
  • bij gebruik rekenmachine pas op het einde
Slaapzaal voor 6 personen. Hoeveel slaapzalen nodig voor 26 personen?  
26:6 = 4,3333
4 slaapzalen is te weinig, dus 5 slaapzalen 

Slide 34 - Slide

Rond 3,52 af op helen

Slide 35 - Open question

Rond 1,445 af op 1 decimaal.

Slide 36 - Open question

Rond 6,5348 af op 2 decimalen.

Slide 37 - Open question

Een pak koekjes heeft 8 koekjes, je wilt al je 25 klasgenoten een koekje geven. Hoeveel pakjes koekjes koop je?

Slide 38 - Open question

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Belangrijke referentiematen - uit je hoofd weten
  • Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang en weegt 80 kg. 
  • De hoogte van een deur is ongeveer 2 m. 
  • Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog. 
  • Je wandelt ongeveer 5 km/h.
  • Je fietst ongeveer 15 km/h.
  • Nederland telt ongeveer 17 miljoen inwoners.
  • Voetbalveld = 0,5 ha (50 x 100 m).
  • Inhoud kopje = 200 ml.
  • Inhoud pak melk = 1 L.
  • Inhoud emmer = 10 L.

Slide 41 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 1.7 die klaarstaan op je planning

1.7 opdracht: 2, 5, 6, 7, 11, 13, 16

Slide 42 - Slide