Hun gebruik je als
indirect object in de zin:
- Ik geef hun een kus. = Ik geef een kus aan hen.
- Zij stuurt hun een bericht. = Zij stuurt een bericht aan hen.
- Hij schenkt hun koffie in. = Hij schenkt koffie in voor hen.
Aan wie geef ik een kus? hun / aan hen
Aan wie stuurt zij een bericht? hun / aan hen
Voor wie schonk hij koffie in? hun / voor hen