Figuurlijk taalgebruik

1 / 11

Slide 1: Slide

NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Lesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Slide

Figuurlijk

taalgebruik

Slide 2 - Slide

Ik heb een wond aan mijn hoofd.

letterlijk

figuurlijk

Slide 3 - Quiz

Mijn broer krijgt de baard in de keel.

letterlijk

figuurlijk

Slide 4 - Quiz

Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.

letterlijk

figuurlijk

Slide 5 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

Letterlijk

Figuurlijk

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Figuurlijk taalgebruik

Spreekwoorden
gezegdes
uitdrukkingen

Slide 8 - Slide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 9 - Slide

Figuurlijk taalgebruik

Het tegenovergestelde van figuurlijk

Letterlijk

Slide 10 - Slide

Doen

Zoek verschillende

- Spreekwoorden

- Uitdrukkingen

- Gezegdes

Zet deze in een word bestand in Google Docs

Slide 11 - Slide

Figuurlijk taalgebruik

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

More lessons like this

Figuurlijk taalgebruik K3A

5.3 spreekwoorden letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik

Spreekwoorden en gezegdes

H3+H4 Figuurlijk taalgebruik + homoniemen

TL3: letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Woordenschat H3

Woordenschat H3