MRN 2.1 en 2.2 (les 6 6-10-23)

Winst is winst
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Winst is winst

Slide 1 - Slide

Wie weet nog:
  • Wat een vraaglijn is?
  • Wat er op de assen staat?
  • Wanneer een punt langs de vraaglijn verschuift?
  • Wanneer een de vraaglijn zelf verschuift?
  • Wat Qv is?
  • Wat zou Qa kunnen zijn..?

Slide 2 - Slide

Oefenvraag
  • Wat is de vergelijking van deze lijn?
  • Qv = -0,2P + 5

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Verandering LANGS de vraaglijn
  • als de prijs daalt, stijgt de vraag
  • als de prijs stijgt, daalt de vraag

Slide 5 - Slide

Verandering VAN de vraaglijn
  • het inkomen van consumenten / de koopkracht stijgt / daalt
  • de smaak van consumenten verandert: het product wordt populairder / minder populair 
  • het aantal consumenten stijgt / daalt
  • de prijs van de concurrent stijgt / daalt

  • dit zorgt er allemaal voor dat het...
  • aantal consumenten én de koopbereidheid stijgen
  • aantal consumenten én de koopbereidheid dalen

Slide 6 - Slide

Omzet, afzet, winst
Wat is wat?

Slide 7 - Slide

  • TW = TO - TK
  • Winst = omzet - kosten

  • TO = P x Q
  • Q = aantal = afzet


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Ijskraam
Ijssalon Fanielje heeft een ijskraam aangeschaft. Voor 150 euro per dag mogen ze de kraam plaatsen bij de Vlietdagen. Op dag 1 verkoopt de kraam 180 ijsjes. Hoeveel winst maakt Fanielje?
* De personeelskosten zijn 15 euro per uur 
* Een werkdag is 8 uur
* De kostprijs van 1 ijsje is € 0,50
* De prijs van een ijsje is € 2,50

Slide 10 - Slide

Denk in stappen!
Stap 1: omzet berekenen
TO = P x Q
Stap 2: kosten berekenen
TK = var + vaste kosten
Stap 3: winst berekenen
TW = TO - TK



Slide 11 - Slide





Vaste kosten
kosten die niet afhankelijk zijn van het aantal verkochte producten/diensten




Variabele kosten
Kosten die wél afhankelijk zijn van het aantal verkochte producten/diensten

Slide 12 - Slide

  • TW = TO - TK
  • Winst = omzet - kosten

  • TO = P x Q
  • TK = var.kostn x Q +vaste kosten

Slide 13 - Slide

  • TW = TO - TK
  • Winst = omzet - kosten

  • TO = P x Q
  • TK = var.kostn x Q +vaste kosten
  • kostprijs per product : TK / Q

Slide 14 - Slide

Huiswerk
In Malmberg:
  • Lezen paragraaf 2.1 en 2.2
  • Maken 2, 3, 4, 8, 9 en 10 van 2.2

Slide 15 - Slide

Keuzeuren economie
Vanaf 23 oktober maandag 9e uur bij mij (MRN)

Daarnaast: 
  • Mevrouw Lagarde (LRD) 
  • Meneer Los (JLS)

Slide 16 - Slide

hoe weet je of een vergelijking van een vraag / aanbodlijn is?
Qv vs Qa
P met een negatief getal = vraaglijn (hoe hoger de prijs, hoe lager de afzet/vraag/verkopen)

Slide 17 - Slide