This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Beoordelingsgesprek/Functioneringsgesprek
Slide 1 - Slide
Doel
- Je kan uitleggen wat een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek is.
- Je herkent de gespreksingrediënten.
- Je kan vertellen hoe je actief kunt luisteren tijdens een gesprek.
Slide 2 - Slide
Wat is een beoordelingsgesprek
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Video
Slide 5 - Video
Informeel gesprek
Formeel gesprek
Dit gesprek is niet officieel
Dit gesprek voer je (vaak) met vrienden familie of mensen die je tegenkomt
Dit gesprek kan over van alles gaan; jezelf, een probleem, wat je wel en niet leuk vindt, je mening, wat je gisteren gedaan hebt
Dit is een zakelijk gesprek
Een voorbeeld van dit gesprek is een functioneringsgesprek of een sollicitatiegesprek
Tijdens dit gesprek gebruik je correcte zinnen en woorden
Slide 6 - Drag question
Gespreksingrediënten
Wees een OEN, gebruik LSD en laat OMA thuis
Slide 7 - Slide
Gespreksingrediënten
Wees Open, Eerlijk en Nieuwsgierig
Gebruik Luisteren, Samenvatten en Doorvragen
Laat Oordelen, Meningen en Aannames thuis
Slide 8 - Slide
Hoe kun je laten merken dat je actief aan het luisteren bent?
Slide 9 - Open question
Actief luisteren
- Afsluiten voor andere dingen, de rust om te luisteren
- Lichaamstaal (zithouding, oogcontact, rust)
- Knikje
- Luistergeluiden (hmhm)
- De ander laten uitpraten
- Samenvatten/doorvragen
Slide 10 - Slide
Open vraag
Reflecterende vraag
Indirecte vraag
Gesloten vraag
Suggestieve vraag
Directe vraag
Wat heb je gisteren gedaan?
Wat verwacht je ervan?
Ik zou willen weten of je meegaat.
Heb je een computer bij je?
Dat vind jij toch ook niet leuk?
Ben je blij met je studiekeuze?
Slide 11 - Drag question
Wat is een functioneringsgesprek?
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Video
Slide 14 - Video
Wat zijn de verschillen tussen een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek ?
Slide 15 - Mind map
Opdracht - functioneringsgesprek oefenen
Slide 16 - Slide
Wat? Eerst denk je voor jezelf aan een bepaalde situatie die je hebt meegemaakt, werk daarna in tweetallen. De een is de leidinggevende, de ander is de werknemer. De leidinggevende stelt de vragen aan de werknemer die op de hand-out staan.
Hoe? Vul eerst de vragen in (of doe het uit je hoofd), ga daarna het gesprek aan.
Hulp? Je kunt de docent vragen als je er niet uitkomt.
Tijd? 20 minuten
Uitkomst? Een functioneringsgesprek oefenen met je medestudent.
Klaar? Voer een gesprek met je medestudent over waarom je wel/niet zin hebt in je stage.