Zww en Hww

ZWW en HWW
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerwoord
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

ZWW en HWW
Zelfstandig werkwoord
Hulpwerwoord

Slide 1 - Slide

Wat is een werkwoord in deze zin?

Erik zwemt de halve marathon.
A
Erik
B
zwemt
C
de
D
halve

Slide 2 - Quiz

Leg uit wat een werkwoord is en geef ook een voorbeeld.

Slide 3 - Open question

Werkwoorden
Bij het tankstation heeft de buschauffeur een krant gekocht

heeft = hulpwerkwoord (hww)

gekocht = zelfstandig werkwoord (zww)

Slide 4 - Slide

Werkwoorden
Bij het tankstation heeft (hww) de buschauffeur een krant gekocht (zww). 

zelfstandig werkwoord (zww) 
- als er één werkwoord in de zin staat, is dat altijd een zww
- als er meerdere werkwoorden in de zin staan, is de achterste vaak het zww
- zegt wat iets of iemand doet (werken, gamen, blaffen, kopen, etc.)

hulpwerkwoord (hww) 
- komt alleen voor in een zin met meer dan één werkwoord
- staat vaak voorin de zin
- hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen.


Slide 5 - Slide

Vanavond kunnen we een pizza bestellen.

Benoem hww en/of zww.

Slide 6 - Open question

Vanavond kunnen (hww) we een pizza bestellen (zww). 

Slide 7 - Slide

Vanavond eten we pizza met zalm.

Benoem hww en/of zww.

Slide 8 - Open question

Vanavond eten (zww) we pizza met zalm.

Slide 9 - Slide

Heeft jouw broer gisteren zijn leren jasje gedragen?

Benoem hww en/of zww.

Slide 10 - Open question

Heeft (hww) jouw broer gisteren zijn leren jasje gedragen (zww)?

Slide 11 - Slide

De goedgemutste bediening schonk een colaatje in.
Benoem hww en/of zww.

Slide 12 - Open question

De goedgemutste bediening schonk (zww) een colaatje in (zww)

Slide 13 - Slide

Het merk Puma kunnen we herkennen aan de springende poema.

Benoem hww en/of zww.

Slide 14 - Open question


Het merk Puma kunnen (hww) we herkennen (zww) aan de springende (bn!) poema. 

Slide 15 - Slide

Aan de slag!

Blz. 214/215

Maken: opdracht 1, 2, 3, 5 en 6

Slide 16 - Slide