This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
H 6: Soorten en Populaties
6.3: Soorten in hun omgeving
6.4: Relaties tussen soorten
Slide 1 - Slide
Wat is een soort?
A
Individuen met sterke genetische overenkomsten.
B
Individuen die vruchtbare kinderen kunnen krijgen.
C
Individuen die nakomelingen kunnen maken.
D
Individuen die genetisch niet te onderscheiden zijn.
Slide 2 - Quiz
Wat is een populatie.
A
Een groep soorten.
B
Een groep individuen.
C
Een aantal dieren van dezelfde soort.
D
Een aantal organismen van dezelfde soort.
Slide 3 - Quiz
Wat is een voorbeeld van beperkende factor voor een boom?
A
Het hebben van een hoeveelheid bladeren.
B
De aanwezigheid van stikstof in de lucht.
C
De hoeveelheid water in de grond.
D
De aanwezigheid van konijnen in de buurt.
Slide 4 - Quiz
Lees het verhaal over het hockeyveld...
Slide 5 - Slide
Hoeveel konijnen ving hij de eerste keer?
A
189 konijnen
B
14000 konijnen
C
440 konijnen
D
278 konijnen
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Welke curve is de blauwe reiger?
Slide 8 - Slide
Welke curve was de Blauwe reiger?
A
grafiek Q
B
grafiek P
Slide 9 - Quiz
Op de X-as van deze grafiek wordt de vochtigheid van de grond weergeven. Op de Y-as zie je de overlevingskansen van de verschillende planten soorten a, b, c en d
Welke van de uitspraken is niet waar.
A
Binnen de tolerantie grenzen van c komen soort d en b ook voor.
B
Soort b heeft een grotere tolerantiegrens en is daarom beter bestand tegen schommelingen
C
Soort a en c komen niet naast elkaar voor in een gebied.
D
Bij de optimum waarde van a kunnen soorten b, c en d niet overleven.
Slide 10 - Quiz
Predator-prooirelatie
Slide 11 - Slide
Er zijn altijd meer predatoren dan prooien in een predator-prooirelatie.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Wie zijn de consumenten van de 2e orde?
A
leeuw, aap, lynx, jaguar
B
jaguar, gier, das, slang
C
giraffe, neushoorn, sprinkhaan, muis
D
hert, slang, vogel, neushoorn
Slide 14 - Quiz
Wat zijn consumenten van de 3e orde?
A
leeuw, jaguar, gier, das
B
gier, das, jaguar, slang
C
slang, gier, das, jaguar
D
hert, lynx, muis, kip
Slide 15 - Quiz
Verstoorde voedselketens
Ziektes
Gif
Slide 16 - Slide
Dit is een voorbeeld van..
A
commensalisme
B
epifytisme
C
parasitisme
D
mutualisme
Slide 17 - Quiz
Epifyten
Slide 18 - Slide
Dit is een voorbeeld van...
A
commensalisme
B
epifytisme
C
parasitisme
D
mutualisme
Slide 19 - Quiz
Je kunt nu...
beschrijven hoe de omgeving bepaalt welke soorten er kunnen leven.
beschrijven welke voedselrelaties er tussen organismen bestaan.
beschrijven welke langdurige relaties er tussen organismen bestaan.