Tekstverbanden en signaalwoorden
Deze vier verbanden moet je (her)kennen:
1. chronologisch verband (eerst, dan, daarna, vervolgens, ...)
2. opsommend verband (ten eerste, bovendien, ook, en, ...)
3. tegenstellend verband (maar, toch, echter, daarentegen, ...)
4. toelichtend verband (bijvoorbeeld, zoals, neem nou, ...)