Titratie

Titratie oefenen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Titratie oefenen

Slide 1 - Slide

gegevens
  • We meten 10,0 ml zoutzuur af in een erlenmeyer.
  • Titreren met natronloog (NaOH) met een concentratie van 0,1004 M
  • Bereken de [H3O+] in de oplossing
  • Bereken de pH

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

we gaan titreren
begin
eind
verbruik
proef 1
proef 2
.....

Slide 5 - Slide

Gemiddeld: 9,1 ml
begin
eind
verbruik
proef 1
5,3
14,1
8,8
proef 2
14,1
23,4
9,3
proef 3
23,4
32,5
9,1

Slide 6 - Slide

Bereken de pH van de oplossing

Slide 7 - Slide

  • Wat is de reactievergelijking?
  • Wat is de molverhouding

  • Hoeveel mol OH- van 0,1004 M heb je toegevoegd?

  • Wat is de concentratie H3O+?

  • Wat is de pH?
  • H3O+ (aq) + OH- (aq) --> 2 H2O
    molverhouding is dus 1:1


  • 9,1 x 0,1004 = 0,9136 mmol   OH-               OF    
    0,0091 x 0,1004 = 9,1364 x 10-4 mol OH-

  • 0,9136 mmol / 10,0 mL = 0,09136 M H3O+   OF  9,1364 x 10-4 / 0,0100 = 0,09136 M H3O+   
  • pH = -log [H3O+]
    pH = -log [0,09136]
    pH = 2,0392

Slide 8 - Slide

 
Bereken hoeveel mL waterstofchloride is opgelost in 10 mL zoutzuur.

Slide 9 - Slide

  • Wat is de reactievergelijking van ze zuur-base reactie?

  • Hoeveel mol OH- van 0,1004 M heb je toegevoegd?

  • Hoeveel mol H3Oheeft gereageerd?

    Je kunt nu gaan berekenen hoeveel mL HCl er is opgelost.
  • H3O+ (aq) + OH- (aq) --> 2 H2O



  • 9,1 x 0,1004 = 0,9136 mmol   OH-               OF    
    0,0091 x 0,1004 = 9,1364 x 10-4 mol OH-


  •   Als 9,1364 x 10-4 mol OH- heeft gereageerd heeft er dus ook 9,1364 x 10-4 mol H3O+ gereageerd.
    Want molverhouding is 1 : 1 

Slide 10 - Slide


  • Wat is de RV en de molverhouding

  • Hoeveel mol HCl heeft er gereageerd

  • Bereken de massa en vervolgens met de dichtheid het aantal mL.
  • HCl + H2O --> H3O+ + Cl- 
    molverhouding is dus 1:1


  • Er heeft 9,1364 x 10-4 mol H3Ogereageerd. Dus ook 9,1364 x 10-4 mol HCl.

    HCl =  36,461 g/mol
    9,1364 x 10-4 mol x 36,461 = 0,0333 g HCl

    0,333 g / 1,49 . 10-3 = 22,36 mL HCl gas is opgelost in 10 mL zoutzuur.
gegeven; dichtheid HCl is 1,49 . 10-3 g/cm³

Slide 11 - Slide

Bij de titratie van gisteren is gemiddeld 10,68 mL 0,1004 M zoutzuur gebruikt om de natriumhydroxide-oplossing te neutraliseren.

Bereken het volumepercentage natriumhydroxide in de natriumhydroxideoplossing. 
Gebruik het gegeven dat de dichtheid van natriumhydoxide 2,19 g/cm3 is.

Slide 12 - Slide