NN7 Cursus 7 §9 Sterke en zwakke werkwoorden

*Je denkt aan schoolafspraken:
mobiel (bak), jas (kluisje), eten/ drinken/toilet in de pauze.
In de les: 
*je neemt rustig plaats, je legt je materialen klaar, luistert naar de uitleg en let op jezelf !
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

*Je denkt aan schoolafspraken:
mobiel (bak), jas (kluisje), eten/ drinken/toilet in de pauze.
In de les: 
*je neemt rustig plaats, je legt je materialen klaar, luistert naar de uitleg en let op jezelf !

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

programma
tijd
onderdeel
Hoe?
15 min.
Lezen 
Lezen in Alaska
15 min.
Uitleg sterke en zwakke werkwoorden
LessonUp
15 min.
Paragraaf 9 maken
Zelfstandig.Eventueel fluisterstem bij vraag.
20min.
Oefentoets Formuleren/extra instructie
Paragraaf 1 t/m 4
15 min.
Invullen placemat
In tweetallen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Nederlands
Mavo 1

Cursus 7 Spelling 
Paragraaf 9
Sterke en zwakke  werkwoorden

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden terugblik
Een werkwoord is een woordsoort.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt of  wat er is gebeurd.


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Sterke en zwakke werkwoorden
Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. 

Om werkwoorden goed te kunnen spellen, moet je weten wat het verschil is tussen beide soorten.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Sterke en zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank:
lopen → liepen; ruiken → roken; 
zoeken → zochten.

Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank:
hopen → hoopten; praten → praatten; 
spelen → speelden; luisteren → luisterden.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Even oefenen
Is het werkwoord sterk of juist zwak?

Tip: Zet het werkwoord in gedachten in de verleden tijd.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

eten
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

passen
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

antwoorden
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

weten
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

afvoeren
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

nakijken
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Even oefenen maar dan anders
Zet het werkwoord dat tussen haakjes staat in de verleden tijd.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Ik (hangen) mijn jas aan de kapstok.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

De pitcher (werpen) de bal.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Merte (struikelen) over een losse veter.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

De coach (dragen) de gewonde speler van het veld.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

sterke - zwakke werkwoorden
Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
(noem geen voorbeelden, maar beschrijf wat het woord betekent)

Slide 20 - Mind map

This item has no instructions

Placemat 
Tekst
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
klappen
zingen
aansteken
steunen
afbreken
dansen
verven

vluchten
bidden
brengen
betalen
ontdekken
doen
winkelen

Slide 21 - Slide

Hoe werkt het placemat?

De leerlingen krijgen ieder een buitenkant. Ze noteren hier hun naam en het antwoord op de gestelde vraag. Vervolgens bekijken ze elkaars antwoorden en formuleren een gezamenlijk antwoord, dat in het midden genoteerd wordt.
Aan de slag
Maak in Nieuw Nederlands Digitaal:

Cursus 7: Spelling 
Paragraaf 9: Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Exit vragen:
* Wat is een sterk werkwoord?
* Wat is een zwak werkwoord?
Noem een voorbeeld van een sterk werkwoord
Noem een voorbeeld van een zwak werkwoord

Slide 23 - Slide

This item has no instructions