Spelling 3.4.2 groep 7

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Spelling

We gaan eerst even ons geheugen opfrissen, dan doen we een dictee en daarna ga je zelf aan de slag.

leenwoorden

kilowoorden

verslinden (zij tt)

1. zij verslind
2. zij verslindt
3. zij verslint
4. zij verslond

verschuiven (ik vt)

1. verschuif ik?
2. verschuifte ik?
3. verschoof ik?
4. verschuifde ik?

verbieden (jij vd)

1. jij hebt verboden
2. jij verbood
3. jij verboden
4. jij hebt verbeden

praten (jij vt)

1. jij prate
2. jij praate
3. jij praatte
4. jij praatde

Het lesdoel:

We herhalen de categorieën en uitbreidingen die je tot nu toe geleerd hebt.

Dictee!

1. Je herhaalt wat ik zeg.

2. Denk aan de categorie en de regel.

3. Schrijf het woord op. Zet de categorie erbij en een sterretje als het een samenstelling is.

Hoeveel had jij er goed?

1. de reisorganisatie

2. het ticket - leenwoord

3. de voicemail - leenwoord

4. Hoeveel kostten de kaartjes?

5. We hebben twee prachtige bouwwerken gezien: een sfinx en een piramide.

6. 'We zagen Ivo's vriend in de Afrikaanse stad Caïro', zegt Paula.

We zagen Ivo's 

de

Caïro.

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

bijvoeglijk naamwoord

vriend

in

Afrikaanse

stad

Aan de slag!

Maak de opdrachten uit je werkboek.

Klaar?

Werken aan je weektaak.

Hoe ging het?

Wat was nog moeilijk?