Werkwoordspelling 1vwo pv vt zwakke werkwoorden

Nederlands
B1b
21 januari
Haa
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
B1b
21 januari
Haa

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leesboek..

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Voorlees wedstrijd

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Spellen van werkwoorden
Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Een zwak werkwoord verandert niet van klank in de verleden tijd
JUIST
ONJUIST

Slide 5 - Poll

This item has no instructions

Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

This item has no instructions

Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden? 
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Sterk werkwoord of zwak werkwoord?
WORDEN
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Sterk of zwak werkwoord?
'Zwemmen'
A
Sterk
B
Zwak

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

a. Lezen is een zwak werkwoord
b. Werken is een zwak werkwoord.
A
a. waar b. niet waar
B
a. niet waar b. niet waar
C
a. waar b. waar
D
a. niet waar b. waar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Sterk of zwak werkwoord?


Broeden
A
sterk
B
zwak

Slide 11 - Quiz

Verleden tijd = broedde
Wat is een zwak werkwoord?
A
slapen
B
meten
C
durven
D
schieten

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is géén zwak werkwoord?
A
zingen
B
reizen
C
ruziën
D
klappen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Drie zwakke werkwoorden
A
fietsen, lopen, joggen
B
rennen, fietsen, zwemmen
C
zwemmen, fietsen, joggen
D
rennen, fietsen, joggen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Sterk of zwak werkwoord?

ik sliep
A
zwak
B
sterk

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Conclusie:

2. Ik weet welke regel ik gebruik bij de spelling van de persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden.
A
ja
B
nee
C
ik twijfel

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke truc gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden?
A
't sexy fokschaap
B
het werkwoord langer maken
C
lopen
D
Schrijven zoals je het hoort

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions



Persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd zetten. 

Hoe doe je dat?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

1. Hele werkwoord
2. en van werkwoord af halen 
3. 't Sexy fokschaap.

Voorbeeld:

Dansen

1. Hele werkwoord is: dansen
2. en eraf wordt dan: dans
3. Laatste letter is dan s. S zit in sexy fokschaap, dus: dansten.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

1. Hele werkwoord
2. en van werkwoord af halen 
3. 't Sexy fokschaap.

Voorbeeld:

Blozen

1. Hele werkwoorden is: blozen
2. en eraf wordt dan: bloz
3. Laatste letter is z. Z zit niet in sexy fokschaap, dus: bloosden.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Verleden tijd van 'ik reis'

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Verleden tijd van 'de hond blaft'

Slide 22 - Open question

This item has no instructions


Maak nu 
Cursus 7 Spelling   § 8 Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
Opdracht 1 t/m 4

Cursus 7 Spelling § 9 Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
Opdracht 1 t/m 4

Slide 23 - Slide

This item has no instructions